Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4036/TA, 10 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 14/4036/TA

betreft: [klager] datum: 10 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 oktober 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en [...], beiden jurist.
Klager en zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie; klagers raadsman heeft vlak voor aanvang van de zitting verzocht om aanhouding van de behandeling van
het beroep.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de wijze van aanzeggen van de urinecontrole op 18 mei 2014, het onjuist volgen van de procedure voor de urinecontrole en het tenuitvoerleggen van afzondering ondanks een verzocht herhalingsonderzoek.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in het beroepschrift zijn klaagschrift als volgt toegelicht. Hij is het niet eens met de uitspraak van de beklagcommissie aangezien in het wetboek wat anders staat. De beklagcommissie is bevooroordeeld en slaat klagers argumenten in de
wind. Hij hoopt in beroep serieus te worden genomen.

Klagers raadsman heeft op 14 januari 2015 voor aanvang van de zitting telefonisch verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep nu klager recent is afgezonderd, klager daardoor emotioneel een ‘wrak’ is en niet in staat is ter zitting te
verschijnen, en de raadsman klager op diens verzoek zo spoedig mogelijk in de inrichting bezoekt en daardoor evenmin ter zitting zal kunnen verschijnen.

Klager heeft bij brief van 19 januari 2015 nog aangevoerd dat geen vervoer voor hem was geregeld.

Namens het hoofd van de inrichting is ten aanzien van het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling van de zaak het volgende meegedeeld. Klager is in de ochtend van 13 januari 2015 afgezonderd in de herstelkamer omdat hij zich in zijn kamer
had verschanst en zijn kamer met ijzerdraad had gebarricadeerd vanwege de door een medepatiënt geuite verdenking dat klagers echtgenote cocaïne heeft ingevoerd. Klager is niet psychotisch en had toestemming om naar zitting te gaan en was daartoe ook in
staat, maar heeft op het laatste moment DV&O afgezegd.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Verder is gemeld dat volgens de gebruikelijke procedure ook de urinecontrole van 18 mei 2014 niet alleen via het briefje, maar ook
mondeling door het personeel aan klager is aangezegd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het vlak voor aanvang van de zitting gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep (en vier andere beroepszaken van klager) af, nu de Raad zelf het vervoer voor klager naar de zitting heeft geregeld en zowel
klager als zijn raadsman er zelf voor hebben gekozen niet ter zitting aanwezig te zijn terwijl moet worden aangenomen dat zij daartoe wel in staat waren en klager daartoe ook, ondanks de hem opgelegde maatregel van afzondering, in de gelegenheid is
gesteld.

De beroepscommissie komt, gelet op de stukken en het behandelde ter zitting, tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Wat betreft de wijze van aanzeggen van een urinecontrole verwijst de
beroepscommissie naar een andere uitspraak van 24 november 2014, nummer 14/2389/TA, waarin kort gezegd staat dat de wet niet voorschrijft op welke wijze een urinecontrole moet worden aangezegd.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven