Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1372/TA, 1 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1372/TA

betreft: [klager] datum: 1 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 11 april 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.L. Sturkenboom en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de ontstane vertraging bij het indienen van een aanvraag van een verlofmachtiging.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft klager ten onrechte in het beklag ontvangen. Er is geen recht op verlof of resocialisatie, ook niet op grond van artikel 2 Bvt. Verwezen naar uitspraak 12/3881/TA van de beroepscommissie.
De inrichting vindt het heel erg vervelend dat klagers verlofaanvraag vertraging heeft opgelopen en heeft daarvoor haar excuses aangeboden en klager een compensatie gegeven. Niet bekend is dat de inrichting structureel verlofaanvragen zou laten
liggen.

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beroepscommissie dient klager ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, gezien haarnuitspraak 07/2504/TR betreffende het ontbreken van een rechtspositie voor wat betreft het niet tijdig aanvragen van een verlofmachtiging. Klager heeft op grond van
artikel 2, eerste lid, Bvt het recht op een zo spoedig mogelijk verloop van de tbs en een voortvarende resocialisatie. Klager is daarin belemmerd. Zijn verloftraject heeft drie maanden vertraging opgelopen.
Klager voert aan dat de inrichting structureel verlofaanvragen laat liggen. Klagers raadsman is niet bekend of daarvan sprake is.

3. De beoordeling
Als onbetwist staat vast dat door toedoen van de inrichting drie maanden vertraging is ontstaan bij het indienen van een aanvraag van een verlofmachtiging voor klager.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (vlg. uitspraken 12/13381/TA en 13/3445/TA) staat geen beklag open tegen in de inrichting opgelopen vertraging bij het aanvragen van een verlofmachtiging. Noch in de Bvt noch in andere wet- of
regelgeving is een recht op verlof neergelegd. Evenmin kan uit artikel 2 Bvt dan wel andere wet- of regelgeving worden afgeleid dat tbs-gestelden rechtens aanspraak maken op verlofverlening, ook al zal hun behandeling in de regel gericht zijn op via
verlofverlening te realiseren resocialisatie. Klager had daarom niet in zijn beklag ontvangen mogen worden.

Het beroep van klager op uitspraak 07/2504/TR faalt. Die uitspraak ziet op vertraging in de evaluatie van bestaand verlof door een inrichting ten behoeve van de aanvraag van de verlenging van de geldigheidsduur van een verleende verlofmachtiging. De
beroepscommissie heeft geoordeeld dat het niet openstaan van een rechtsmiddel tegen een dergelijk verzuim als een tekortkoming in de wet- en regelgeving moet worden gezien en dat het opnemen van een rechtsmiddel tegen een dergelijk verzuim wenselijk
is.

Overigens is klagers enkele stelling dat de inrichting structureel verlofaanvragen zou laten liggen, niet aannemelijk geworden.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 1 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven