Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2504/TR, 7 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2504/TR

betreft: [klager] datum: 7 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen de beweerde intrekking van de machtiging transmuraal verlof per 19 juli 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn namens de Staatssecretaris gehoord, [...].
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 5 december 2007 heeft klaagsters raadsvrouw, mr. J. Steenbrink, de beroepscommissie verzocht op de stukken recht te doen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Volgens klaagster heeft de Staatssecretaris de machtiging transmuraal verlof per 19 juli 2007 ingetrokken.

2. De feiten
Klaagster verbleef op de woonunit ’t Zand te Rekken en had een machtiging transmuraal verlof, conform voorwaarden. De Minister van Justitie heeft de machtiging verleend op 19 juli 2006 voor de duur van een jaar.
Het Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte te Rekken (Oldenkotte) heeft op 12 juli 2007 een verzoek voor een nieuwe machtiging tot transmuraal verlof bij de Staatssecretaris ingediend.
Op 19 juli 2007 is de verlofmachtiging van rechtswege vervallen.

3. De standpunten
Klaagster heeft aangegeven dat Oldenkotte vergeten is om vòòr 18 juli 2007 haar verlof aan te vragen. Daardoor is de machtiging ingetrokken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het beroepschrift dateert van 19 september 2007 en betreft oorspronkelijk een beklag bij de beklagcommissie bij Oldenkotte van 25 juli 2007 betreffende de interne gang van zaken in Oldenkotte rondom het aanvragen van een nieuwe verlofmachtiging. Dit
beklag is door de beklagcommissie aan de RSJ door gestuurd voor zover bedoeld is te klagen tegen een intrekking van de machtiging voor verlof door de Staatssecretaris. Van een intrekking van een verlofmachtiging is echter geen sprake geweest. Op 19
juli
2006 is aan het hoofd van Oldenkotte een verlofmachtiging voor de duur van een jaar afgegeven. Op 19 juli 2007 is deze verlofmachtiging van rechtswege vervallen. Het van rechtswege vervallen van de verlofmachtiging is niet vatbaar voor beroep.
Het beroep zal derhalve niet-ontvankelijk zijn.

Krachtens art. 53, tweede lid Rvt dient het verlof elk jaar geëvalueerd te worden. Twee maanden voor het verlopen van de machtiging dient deze evaluatie tot het verkrijgen van een nieuwe machtiging bij de Staatssecretaris te worden ingediend.
Op 12 juli 2007 heeft Oldenkotte het verzoek ingediend voor een nieuwe machtiging tot transmuraal verlof van klaagster. De daarvoor benodigde evaluatie transmuraal verlof is pas op 18 juli 2007 op het Ministerie ontvangen. De oorspronkelijke machtiging
is op 19 juli 2007 verlopen en de inrichting heeft besloten klaagster terug te plaatsen in Oldenkotte.
De inrichting heeft aangevoerd tijdig met de evaluatie te zijn begonnen. In het kader van het resocialisatietraject is echter besloten klaagster over te plaatsen naar “De Poort”, de beveiligde resocialisatieafdeling voor vrouwen. De evaluatie diende
aangepast te worden aan deze plaatsing en aan de aangescherpte verlof criteria. Dit heeft geleid tot het eerst verzenden van de evaluatie op 17 juli 2007.
Op 31 augustus 2007 is een verlofmachtiging verleend voor de duur van een jaar. Hierdoor is het procesbelang van klaagster komen te vervallen.
Door het Ministerie en de tbs-inrichtingen wordt gebruik gemaakt van het systeem MITS. Hierin is een rappelsysteem opgenomen ten behoeve van een evaluatie twee maanden voor het verlopen van een machtiging.

4. De beoordeling
Op 19 juli 2006 heeft de Minister van Justitie de inrichting gemachtigd klaagster transmuraal verlof te verlenen. Ingevolge art. 53, tweede lid, Rvt is deze machtiging geldig voor de duur van één jaar. Op 19 juli 2007 is deze verlofmachtiging
vervallen en op 31 augustus 2007 is een nieuwe verlofmachtiging verleend voor de duur van een jaar.

In de Nota van Toelichting op art. 53 Rvt wordt o.m. het volgende gesteld:
’Uitgangspunt is dat de klinieken in staat zijn tijdig zorg te dragen voor evaluatie van de machtiging, waarbij het niet de bedoeling is dat de ter beschikking gestelde benadeeld wordt door eventueel disfunctioneren van de inrichting.’

In het ‘Toetsingskader verlof ter beschikking gestelden’ van 27 juni 2007 is geen overweging opgenomen over correctie van een administratieve fout.

Ingevolge art. 69, eerste lid, onder c, Bvt staat beroep open tegen de beslissing van de Minister tot intrekking van een verlofmachtiging.

In dit geval is er geen sprake van intrekking van de machtiging. Pas op 12 juli 2007 heeft de inrichting een verzoek ingediend voor een nieuwe machtiging en op 18 juli 2007 is een evaluatie aan de Staatssecretaris gezonden. Hierdoor is de
geldigheidsduur van de machtiging verlopen, zonder dat daaraan enige beslissing van de Staatssecretaris ten grondslag lag.
Tegen een dergelijk verzuim van de inrichting staat geen rechtsmiddel open, hetgeen als een tekortkoming in de wet- en regelgeving moet worden gezien. Immers, tbs-gestelden zijn voor de voortzetting van hun verlof geheel afhankelijk van de alertheid
van
de tbs-inrichting. Uit oogpunt van rechtsbescherming van de ter beschikking gestelden zou het daarom wenselijk zijn als in de wet- en regelgeving een rechtsmiddel zou worden opgenomen tegen het verzuim van de inrichting om tijdig een aanvraag tot
verlenging van de geldigheidsduur van een verleende verlofmachtiging in te dienen.

Nu dergelijke wet- en regelgeving ontbreekt, kan klaagster thans niet in haar beroep worden ontvangen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 7 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven