Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3445/TA, 16 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3445/TA

betreft: [klager] datum: 16 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Scholte, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 september 2013 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, gehoord. Klager en zijn raadsman, mr. P. Scholte, hebben
schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vertraging in klagers behandeltraject en de afwijzing van klagers transmurale verlofaanvraag.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van artikel 17 van de Bvt dient het hoofd van de inrichting ervoor zorg te dragen dat de verpleegde overeenkomstig zijn verplegings-
en behandelingsplan wordt behandeld. Het niet naleven van een zorgplicht is volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie beklagwaardig. Het hoofd behandeling heeft in strijd met een door hem op 29 juli 2013 gedane toezegging geen aanvraag voor
transmuraal verlof ingediend bij de externe verlofcommissie en niet ingebracht bij de vergadering van de interne verlofcommissie. Hierdoor is vertraging ontstaan in het behandeltraject. Verder heeft de inrichting in strijd met de toezegging van het
hoofd behandeling op de zitting van 28 maart 2013 bij de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem dat binnen twee weken na die zitting een intakegesprek zou plaatsvinden bij Bavo Europoort, de intake eerst in mei 2013 laten plaatsvinden. De
inrichting heeft belangrijke informatie niet gedeeld met de interne verlofcommissie, waardoor deze commissie onjuiste informatie ten grondslag heeft gelegd aan de afwijzing van het transmuraal verlof. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat niet
duidelijk zou zijn dat klager was aangenomen bij Bavo Europoort, terwijl uit een mailbericht van 5 juni 2013 volgt dat Bavo Europoort klager wel in zorg zou nemen. Hierdoor is eveneens vertraging ontstaan in het behandeltraject van klager. Het hoofd
behandeling heeft later toegegeven dat de inrichting op 5 juni 2013 hiervan wel op de hoogte was, maar dat er nog financiële obstakels waren die tijdens de onderhandelingen naar voren waren gekomen en die eerst opgelost dienden te worden. Klager meent
dus dat financiële motieven een doorslaggevende rol hebben gespeeld. Het hoofd van de inrichting heeft de op hem rustende zorgplicht wat betreft het behandelen van klager volgens het verplegings- en behandelplan niet nageleefd. Klager is dus
ontvankelijk in zijn beklag. Er is geen rechtvaardiging voor het niet nakomen van de toezegging van 29 juli 2013 en de toezegging voor de penitentiaire kamer van het hof over het tijdstip van het intakegesprek. Ten slotte bestaat er geen
rechtvaardiging
voor het achterhouden van belangrijke informatie aan de interne verlofcommissie. Klager heeft hierdoor schade geleden en verzoekt om een tegemoetkoming.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In beroep koppelt klager ten onrechte zijn klacht aan de aan hem gegeven behandeling. De klacht gaat over de verlofaanvraag.
Klagers recht op behandeling is niet geschonden. De zorgplicht van het hoofd van de inrichting is evenmin geschonden, zodat ook op deze grond klager niet-ontvankelijk in zijn klacht moet worden verklaard. Er was weliswaar sprake van enige
onduidelijkheid met de vervolginstelling van klager. Op grond van een e-mailbericht kan echter nog niet geconcludeerd worden dat klager kon worden geplaatst in de vervolginstelling. Klager verblijft inmiddels op een resocialisatieafdeling, maar wil
niet
meer naar Bavo. Het doel is klager te plaatsen in een transmurale woning met ambulante zorg.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie onderschrijft het standpunt van de beklagcommissie dat de klacht in de kern ziet op
het aanvragen van transmuraal verlof ten behoeve van klager. Noch in de Bvt noch in andere wet- of regelgeving is een recht op verlof neergelegd. Overigens is de beroepscommissie niet gebleken van het niet betrachten van een zorgplicht door het hoofd
van de inrichting. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 16 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven