Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2415/GV, 31 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2415/GV

betreft: [klager] datum: 31 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 5 juli 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof voor de duur van 12 uren toegewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Aan klaagster is ten onrechte slechts 12 uren verlof verleend in plaats van 60 uren. Er is niet gemotiveerd waarom de duur van het verlof is beperkt. Klaagster verwijst naar de uitspraken van de
beroepscommissie van 3 december 2013 (13/3448/GV) en 20 januari 2014 (13/3817/GV). Weigering van verlof dient te zijn gebaseerd op één van de gronden zoals bedoeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Een algemene
toelichting vormt onvoldoende grond voor afwijzing van de aanvraag, zie de uitspraak van de beroepscommissie van 6 april 2011 (10/3503/GA).

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster heeft veel vragen en sturing nodig. Wanneer het personeel haar iets uitlegt lijkt zij het te begrijpen, echter wanneer zij daarna in gesprek gaat met medegedetineerden die een andere mening hebben, wordt zij zodanig beïnvloed dat zij het
personeel opnieuw bevraagt. Met klaagster is afgesproken dat zij eenmaal per twee weken een gesprek met de mentor en casemanager heeft waar zij al haar vragen kan stellen. Doordat er wel afspraken met klaagster gemaakt kunnen worden maar zij die snel
vergeet, is er voor gekozen om te starten met een verlof van 12 uren. Zodoende kan klaagster beginnen met haar resocialisatie maar wordt zij ook ondersteund in het slagen van verlofverlening. Klaagster kan bij een vriendin verblijven in Zoetermeer.
Deze
vriendin is bereid klaagster te halen en terug naar de inrichting te brengen. Uit telefonische informatie heeft de selectiefunctionaris begrepen dat klaagster het aan haar toegekende verlof van 12 uren reeds heeft genoten en dat dit goed is verlopen.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Nieuwersluis te Loenen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor de duur van 12 uren onder de voorwaarden dat klaagster gebracht en gehaald wordt door haar vriendin, klaagster een gebiedsverbod krijgt
voor Den Haag in verband met mogelijke confrontatie met het slachtoffer en klaagster een contactverbod krijgt met het slachtoffer.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits klaagster een contactverbod opgelegd krijgt ten aanzien van het slachtoffer.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, waarvan 12 maanden voorwaardelijk wegens diefstal met geweld. Klaagsters einddatum valt op of omstreeks 25 maart 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klaagsters tweede verlofaanvraag.

Aan klaagster is verlof verleend voor de duur van 12 uren in plaats van de gebruikelijke 60 uren. Op 11 juli 2014 heeft zij dat verleende verlof genoten. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, om gezien klaagsters
persoonlijkheid te starten met het verlenen van verlof voor de duur van 12 uren, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, nu daarmee het ongestoorde verloop van het verlof zo goed
mogelijk wordt verzekerd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 31 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven