Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3503/GA, 6 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3503/GA

betreft: [klager] datum: 6 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Mohrmann, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een aanvraag algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. In beroep is daaraan nog het volgende toegevoegd.
Inmiddels zou het bezwaar van de Officier van Justitie in het kader van een latere verlofaanvraag zijn komen te vervallen. De bevoegdheid tot het verlenen van verlof betreft een discretionaire bevoegdheid van de directeur. De beslissing dient de toets
van de redelijkheid dan ook te doorstaan. Naar het oordeel van klager is dit niet het geval. De directeur heeft ter zitting uitdrukkelijk aangegeven dat aan het advies van de Officier van Justitie bij iedere verlofaanvraag minder zwaar wordt gehecht.
Klager is van mening dat een dergelijke onderbouwing de beslissing onvoldoende kan dragen. Immers, of een verlofaanvraag de eerste, tweede of derde aanvraag betreft, is een tamelijk willekeurige omstandigheid welke in het kader van een behoorlijke
belangenafweging niet of nauwelijks bij de beslissing dient te worden betrokken.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Weigering van verlof dient te zijn gebaseerd op één van de gronden vermeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. In het onderhavige geval is de aanvraag afgewezen op grond van artikel 4 sub i van de regeling: risico van
maatschappelijke onrust. Hiertoe wordt uitsluitend aangevoerd dat toewijzing van verlof niet verantwoord wordt geacht naar het slachtoffer en de maatschappij toe. De beroepscommissie is van oordeel dat een dergelijke algemene toelichting onvoldoende
grond vormt voor afwijzing van de aanvraag. Bovendien wordt niet ingegaan op hetgeen is aangevoerd omtrent het verlofadres (dat in Bussum is gelegen) en de mededeling dat klager bereid is aan te stellen voorwaarden te voldoen. De verwijzing naar het
algemeen verlofbeleid dat door de directe van de p.i. Lelystad wordt gevoerd kan - als niet op een wettelijke regeling gebaseerd - evenmin grond voor weigering zijn. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de bestreden
beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.M.M. van Woensel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 6 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven