Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0772/GA, 21 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/772/GA

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 9 april 2002 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002, gehouden in de p.i. Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie De IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een celinspectie en visitatie van klager naar aanleiding van het door klager gooien van een pakketje softdrugs van een afdeling naar een andere afdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb niks gegooid. Als er alsnog iets gevonden zou worden, is het niet van mij, want ik heb niks gegooid.
De directeur zegt dat gedetineerden na een celinspectie zelf hun cel moeten opruimen, maar ik vind dat de spullen weer terug moeten op hun plaats. Na de celinspectie lagen bijvoorbeeld mijn kleren op mijn bed, terwijl die erdaarvoor niet lagen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is door personeel geconstateerd dat er iets werd gegooid. Naar aanleiding van die constatering is er bij klager een celinspectie uitgevoerd.
Het pakketje met softdrugs is onderschept. Ik neem aan dat het in beslag is genomen. Ik weet niet exact wat voor een drugs het precies betrof, hoeveel het was en voor wie het bedoeld was.
Als er contrabande wordt gevonden, gaat dit naar de beveiliging. Daar wordt het dan een tijdje bewaard. Eventueel zou nog geprobeerd kunnen worden of het pakketje daar nog te achterhalen is.

3. De beoordeling
Uit het dagjournaal van 15 maart 2002 blijkt niet welk personeelslid of welke personeelsleden gezien hebben dat klager een pakketje gegooid heeft. Slechts gesproken wordt over "info pers. F". Het dagjournaal bevat ook niet eendirecte waarneming van een personeelslid dat gezien heeft dat klager een pakketje gegooid heeft. Het dagjournaal bevat slechts de door een penitentiair inrichtingswerker (piw-er) genoteerde mededeling dat ander personeelslid gezegdheeft dat klager een pakketje gegooid heeft. Bij de andere stukken bevindt zich ook geen directe waarneming. Ten slotte is niet gebleken dat er daadwerkelijk een pakketje is aangetroffen en in het bijzonder niet dat er een pakketjemet drugs is aangetroffen.
Op grond van het vorenstaande staat niet vast dat klager enige betrokkenheid heeft gehad bij het werpen van een pakketje van de ene afdeling naar de andere.

Het hiervoor overwogene laat echter onverlet dat er voldoende reden was om tot celinspectie en visiteren over te gaan. De beroepscommissie neemt daarbij het volgende in aanmerking.

Ingevolge artikel 29, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde aan zijn lichaam of kleding te onderzoeken indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk is. Dememorie van toelichting vermeldt in onderdeel 14b hieromtrent dat het hierbij zowel om een controle kan gaan die steeksproefsgewijs wordt uitgevoerd als om een gericht onderzoek op grond van bijzondere verdenkingen.
Op grond van artikel 34 Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken indien
a) dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de verblijfsruimten van gedetineerden of
b) dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Hoewel niet vaststond dat sprake was van enige betrokkenheid van klager bij het werpen van het pakketje van de ene afdeling naar de andere, is de beroepscommissie van oordeel dat de inhoud van het verslag, gelet op het bepaalde inde artikelen 29, eerste lid, Pbw en 34 Pbw, voldoende aanknopingspunten opleverde om tot celinspectie en visitatie over te gaan om te onderzoeken of klager wellicht drugs bij zich (op cel) had. Bij die onderzoeken is niets evenwelniets gevonden. Een disciplinaire straf is dan ook niet opgelegd.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissingen niet in strijd zijn met de wet en evenmin als onredelijk en onbillijk kunnen worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ookongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 21 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven