Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0988/GA, 03/1326/GA, 02/1327/GA, 03/1328/GA, 1 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/988/GA, 03/1326/GA, 02/1327/GA, 03/1328/GA
03/1329/GA, 03/1633/GA, 03/1634/GA en 03/1845/GA

betreft: [klager] datum: 1 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van vier op respectievelijk 2 mei 2003, 11 juni 2003, 21 juli 2003 en 6 augustus 2003 bij het secretariaat vande Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J. Serrarens, advocaat te Maastricht, namens

[...], verder te noemen klager,
en van een op 16 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van klager,

gericht tegen acht uitspraken van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, te weten:
- een uitspraak d.d. 25 april 2003, welke aan klager en de directeur is verzonden op 26 april
2003,
- vier uitspraken d.d. 30 mei 2003, welke aan klager en de directeur zijn verzonden op 4 juni
2003,
- twee uitspraken d.d. 4 juli 2003, welke aan klager en de directeur zijn verzonden op 11 juli
2003, en
- een uitspraak d.d. 31 juli 2003, welke aan klager en de directeur is verzonden op 5 augustus 2003,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep.

De beroepscommissie heeft de directeur van de extra beveiligde inrichting Nieuw Vosseveld (e.b.i.) in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe om het beroep schriftelijk toe telichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagrechter
De beklagen betreffen:
a. visitaties na celinspectie vóór 1 maart 2003, te weten op 11 februari 2003, 18 februari 2003 en 25 februari 2003;
b. steekproefsgewijze visitaties na 1 maart 2003, te weten op 11 maart 2003, 18 maart 2003, 22 mei 2003, 17 juni 2003 en 26 juni 2003.

De beklagrechter heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de uitspraken weergegeven.

2.
De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Op 11 februari 2003 heeft klager een visitatie moeten ondergaan bij gelegenheid van een (wekelijkse) celinspectie. Klager acht die visitatie niet verenigbaar met hetgeen het Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeftoverwogen in zijn uitspraak van 4 februari 2003. Er was immers geen specifieke reden of aanleiding voor die visitatie. Mitsdien is er dus sprake van schending van artikel 3 van het Europese verdrag voor de rechten van de mens en defundamentele vrijheden (EVRM). Hetzelfde geldt ook voor de visitaties op 18 februari 2003, 25 februari 2003, 11 maart 2003, 18 maart 2003, 22 mei en 17 juni 2003. Al deze visitaties waren routinematige, wekelijks terugkerendevisitaties. Inmiddels heeft de voorzieningenrechter bij de Haagse rechtbank bij vonnis van 7 juli 2003 bepaald dat steekproefsgewijze visitaties bij celinspecties niet langer zijn toegestaan. Gelet op de hiervoor aangehaaldeuitspraken van het EHRM en de voorzieningenrechter heeft de beklagrechter de beklagen ten onrechte ongegrond verklaard. Overigens vinden de celinspecties niet steekproefsgewijs plaats. Er is sprake van wekelijkse celinspecties.Sinds mei 2003 wordt klager niet meer bij iedere celinspectie gevisiteerd. Nu is er ongeveer iedere twee weken sprake van visitatie. Klager wil graag, in het bijzijn van zijn raadsvrouwe, door de beroepscommissie over zijn klachtenworden gehoord.

De directeur heeft zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd. Voorts heeft hij nog het volgende aangevoerd. Alle in het beroep genoemde visitaties hebben plaatsgevonden bij gelegenheid van specialecelinspecties. Klager is tijdens de eerste twee maanden van 2003 wekelijks gevisiteerd bij gelegenheid van die speciale celinspecties. Na de uitspraak van het Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM) is klager naar aanleidingvan speciale celinspecties steekproefsgewijs gevisiteerd. Dit kwam neer op een gemiddelde visitatiefrequentie van éénmaal per twee weken. Na de uitspraak van de voorzieningenrechter wordt bij klager maandelijks bepaald met welkefrequentie hij steekproefsgewijs aan een visitatie zal worden onderworpen. Tot 2 oktober 2003 heeft klager gemiddeld een keer per twee weken een steekproefsgewijze visitatie ondergaan, welke niet meer gekoppeld werd aan de specialecelinspectie. Vanwege een wijziging in de persoonlijke omstandigheden van klager is bepaald dat vanaf 2 oktober 2003 voor hem wordt volstaan met een gemiddelde van één steekproefsgewijze visitatie per maand. Klager verblijft sinds24 augustus 1999 in de e.b.i. Klager behoort tot de bijzondere categorie van e.b.i.-gedetineerden en hij verblijft tezamen met andere extreem vluchtgevaarlijke gedetineerden regelmatig in ruimtes waarin hij niet onder voortdurendtoezicht staat of waarin dat toezicht kan wegvallen. De directeur acht het daarom aannemelijk dat in dergelijke gevallen de situatie zich kan voordoen, dat een gedetineerde een voorwerp aantreft en dat in zijn lichaamsholten of-openingen verbergt, welk voorwerp, al dan niet na bewerking of overdracht aan een medegedetineerde, een bedreiging kan vormen voor de orde of de veiligheid in de inrichting. Ook acht de directeur aannemelijk dat het risico bestaatdat een personeelslid zwicht voor de druk van een gedetineerde en als 'lijn' met de buitenwereld gaat functioneren. De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing van 7 juli 2003, nr. 03/624, vermeld dat van steekproefsgewijzevisitaties afschrikwekkende werking kan uitgaan, hetgeen de veiligheid in de inrichting kan vergroten, in die zin dat de gedetineerde minder gaat zoeken naar gaten in het beveiligingssysteem De directeur acht daarom de vraag of ernieuwe veiligheidsredenen zouden zijn voor visitaties niet relevant. Het feit dat klager is geplaatst in de e.b.i. en die plaatsing iedere zes maanden is verlengd door de selectieadviescommissie e.b.i., is voldoende aanleiding voorhet doorvoeren van de visitaties.
Bij klager zijn tijdens de visitaties nooit verboden voorwerpen aangetroffen. Op zich wordt daar volgens de directeur door aangetoond dat het steekproefsgewijs visiteren als preventief en afschrikwekkend middel ter verhoging van deveiligheid in de inrichting succesvol is. De omstandigheid dat niet eerder contrabande bij klager is aangetroffen doet daaraan volgens de directeur niet af. De directeur is bekend met het gegeven dat bij een anderee.b.i.-gedetineerde voorafgaand aan zijn plaatsing in de e.b.i. een mobiele telefoon op zijn cel werd aangetroffen. Tijdens zijn verblijf in de e.b.i. is er bij visitaties nooit contrabande bij die gedetineerde aangetroffen. Kortnadat die gedetineerde naar een minder beveiligde inrichting werd overgeplaatst, bleek die gedetineerde wederom de beschikking te hebben over een mobile telefoon

3. De beoordeling

3.1 Namens klager is aangegeven dat klager en de raadsvrouwe de klachten mondeling willen toelichten. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende ingelicht en zal het beroep daarom schriftelijk afdoen.

3.2 De beroepscommissie overweegt allereerst dat zij om praktische redenen alle uitspraken waarvan beroep zal vernietigen en de onderliggende beklagen in één uitspraak zal afdoen.

3.3 De beklagen zijn gericht tegen onderzoeken aan lichaam (visiteren) op in de klaagschriften genoemde data. Nu het hier specifiek bepaalde gevallen betreft, zien deze klachten op de concrete toepassing van voor alle in deinrichting verblijvende gedetineerden geldende regels. Om die reden is klager ontvankelijk in deze beklagen.

3.4 Voor de beoordeling van het beroep is het volgende wettelijke kader van belang.
Artikel 29 van de Pbw regelt onderzoek aan lichaam (verder ook visitatie) en aan kleding (verder ook fouillering) en luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
“De directeur is bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand of na afloop van bezoeken, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving vande orde of
de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.” Aan artikel 29 Pbw is nader uitwerking gegeven in de huisregels van e.b.i. Onderdeel 6.4. van de huisregels (versie 19 september 2000) luidde alsvolgt:
“In het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht. U wordt in ieder geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:
a. bij binnenkomst en het verlaten van de EBI;
b. voorafgaand aan en na afloop van bezoek indien u bezoek heeft ontvangen in de ruimte zonder doorzichtige scheidingswand;
c. bij of direct na een speciale celinspectie; d. na bezoek aan de medische dienst, tandarts of kapper.
Voorts wordt u telkens aan uw kleding onderzocht zodra u in fysiek contact komt met het personeel of overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten.”

Sinds 1 maart 2003 is hiervoor genoemd artikel 6.4 gewijzigd. Dit artikel luidt thans:
”In het belang van handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht.
U wordt in elk geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:
a. bij binnenkomst en het verlaten van de p.i. Vught;
b. bij plaatsing in de straf- of afzonderingscel;
c. voorafgaand aan en na afloop van bezoek indien u bezoek heeft ontvangen in de ruimte zonder doorzichtige scheidingswand;
d. steekproefsgewijs bij of direct na de wekelijkse celinspectie;
e. indien dit anderszins in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid noodzakelijk is (...).”

3.5 Voor de beoordeling van het beroep zijn bovendien de beslissingen van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 4 februari 2003 (52750/99 en 50901/99) van belang. Over de wekelijkse visitatie na celinspectie werdoverwogen (52750/99) : The Court considers that in the situation where mr. ... was already subjected to a great number of control measures, and in the absence of convincing security needs, the practice of weekly strip-searches thatwas applied to mr... for a period of more than six years diminished his human dignity and must have given rise to feelings of anguish and inferiority capable of humiliating and debasing him. Accordingly, the court concludes thatthe combination of routine stripsearches with the other stringent security measures in the EBI amounted to inhuman and degrading treatment in violation of Article 3 of the Convention. There has thus been a breach of this provision.”In zaak 50901/99 betrof het een periode van drie en een half jaar.
Voor het overige konden de in de e.b.i. toegepaste onderzoeken aan lichaam en kleding de toets van de verdragsrechtelijke normen doorstaan.

3.6 Na de uitspraak van het Europees Hof heeft een wijziging van de huisregels en op grond daarvan een aanpassing van het visitatiebeleid in de inrichting plaatsgevonden per 1 maart 2003. De stelselmatige wekelijkse visitatie nacelinspectie is komen te vervallen en vervangen door een steekproefsgewijze visitatie. Deze steekproefsgewijze visitatie heeft als resultaat dat de gedetineerde in beginsel gemiddeld een keer per twee weken wordt gevisiteerd.

3.7 In deze zaak gaat het om de visitaties op 11 februari 2003, 18 februari 2003, 25 februari 2003, 11 maart 2003, 18 maart 2003, 22 mei 2003, 17 juni 2003 en 26 juni 2003.

3.8 Voorzover de beklagen de stelselmatige wekelijkse visitaties na celinspectie betreffen in de periode vóór 1 maart 2003 (onderdeel a van de beklagen) zijn deze gegrond. Deze visitaties kunnen de toets van artikel 3 EVRM nietdoorstaan, in het bijzonder niet gelet op de frequentie waarmee ze werden toegepast. Daarbij heeft de beroepscommissie gelet op de volgende omstandigheden. Voorop staat dat het om wekelijkse routinematige visitaties ging. Klagerverbleef ten tijde van het indienen van de beklagen reeds drieëneenhalf jaar in de e.b.i. Niet gesteld of gebleken is dat bij hem tijdens het verblijf in e.b.i. ooit contrabande is aangetroffen. Ook anderszins is niet gebleken vannieuwe bezwaren die tot wekelijkse visitatie noopten. Voorts is in aanmerking genomen dat klager nog onderworpen werd aan groot aantal andere ingrijpende veiligheidsmaatregelen.

Nu de rechtsgevolgen van de beslissingen tot stelselmatige visitatie na celinspectie vóór 1 maart 2003 niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpuntomtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

3.9 Voorzover de beklagen steekproefsgewijze visitaties na 1 maart 2003 betreffen, geldt het volgende. Het betreft hier visitaties op 11 maart 2003, 18 maart 2003, 22 mei 2003, 17 juni 2003 en 26 juni 2003. Reeds in eerdereuitspraken heeft de beroepscommissie zich op het standpunt gesteld dat artikel 29 Pbw ruimte biedt voor steekproefsgewijs onderzoek aan lichaam en/of kleding (S-GA 123/83, PI 1984/1; S-GA 137/85, PI 1986/1; S-GA 173/87, PI 1988/3;02/772/GA d.d. 21augustus 2002; 02/1355/GA d.d. 31 oktober 2002). Anders dan de voorzieningenrechter uit de rechtbank ‘s-Gravenhage in zijn beslissing van 7 juli 2003 (Sancties 2003, 51 m.nt. J.de Lange) ziet de beroepscommissieniet in waarom de in de huisregels gegeven invulling van de bevoegdheid van artikel 29 Pbw door steekproefsgewijze visitatie zonder meer onrechtmatig is mede gelet op de speciale veiligheidseisen die gelden voor een inrichting alsde e.b.i. Nu het resultaat van de steekproef is dat klager gemiddeld niet vaker dan tweemaal per maand wordt onderworpen aan visitatie zonder bijzondere grond, kan gezegd worden dat de intensiteit van de visitaties zonder bijzonderegrond daarmee in niet onbelangrijke mate is afgenomen. Hoewel aangenomen kan worden dat ook deze steekproefsgewijze visitaties met voormelde frequentie mede gelet op de overige ingrijpende veiligheidsmaatregelen zeer belastend voorklager zijn, is er geen sprake van strijd met een wettelijk voorschrift en kan vooralsnog evenmin gezegd worden dat de beslissingen tot visitatie in dit nieuwe beleid onredelijk of onbillijk zijn. Opmerking verdient dat met name hetbegrip steekproef een marge voor beoordeling laat en dat in de toekomst veel afhangt van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het nieuwe beleid nu gezegd kan worden dat een resultaat van gemiddeld twee keer per maand gezienkan worden als een grens. De slotsom is dat de beklagen thans in zoverre ongegrond zijn.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en de beklagrechter.
Zij verklaart de beklagen ten aanzien van onderdeel a gegrond en verklaart de beklagen voor het overige ongegrond.
Zij stelt vast dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven