Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2991/TB, 15 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2991/TB

betreft: [klager] datum: 15 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. van Reydt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 6 september 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. van Reydt, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 29 juni 2012 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft op 6 september 2013 beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag
(verder: FPC Van Mesdag). Deze plaatsing is op 13 september 2013 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is in FPC Van Mesdag geplaatst op de unit voor zeer intensieve en specialistische zorg (hierna: ZISZ-afdeling). Verwezen wordt naar de uitspraken van de beroepscommissie nummers 05/630/TB d.d. 21 december 2005 en 05/356/TB d.d. 2 augustus 2005.
In beide zaken is de plaatsing op een specifieke afdeling in een inrichting, alsmede de daaraan ten grondslag gelegde overweging dat sprake was van extreem vluchtgevaar en/of beheersrisico, getoetst. Derhalve kan klager in volle omvang in het beroep
worden ontvangen.
De informatie over klagers verblijf in penitentiaire inrichtingen houdt in dat zijn agressieproblematiek niet zozeer aan te merken valt als impulscontroleproblematiek. Voordat klager grensoverschrijdend gedrag vertoont, is er vaak een periode van
opbouw
in spanning merkbaar. Het gedrag van klager is dus zeer wel voorspelbaar, hetgeen contra-indicatief is voor het gestelde beheersrisico. Er kunnen immers maatregelen worden genomen om de opbouwende spanning te verminderen en escalatie te voorkomen.
Bovendien hebben zich sinds augustus 2012 geen incidenten meer voorgedaan.
Uit een brief van 5 september 2013 van FPC Van Mesdag blijkt dat de reden voor de plaatsing op de ZISZ-afdeling is dat klager tijdens zijn detentie in p.i. Vught niet zo goed zou hebben gelegen in een groep van zes personen, omdat hij homoseksuele
avances zou hebben gemaakt naar de overige groepsleden. Dergelijke avances kunnen bezwaarlijk onder de noemer van beheersproblematiek worden geschaard.
De beslissing van de Staatssecretaris, inhoudende dat sprake is van extreem vluchtgevaar en/of beheersrisico is onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig genomen.
Klager verblijft op de ZISZ-afdeling zonder behandeld te worden. Hij wacht totdat hij op een reguliere afdeling wordt geplaatst. Hij is gemotiveerd met zijn behandeling te beginnen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Plaatsing op een afdeling voor beheersgevaarlijke verpleegden en/of de toekenning van een EV/BG-status is geen voor beroep vatbare beslissing. In zoverre is klager niet-ontvankelijk in beroep. Voor zover klagers beroep ziet op plaatsing in FPC Van
Mesdag worden verpleegden volgens de thans geldende plaatsingssystematiek geplaatst op basis van prioritering van inrichtingen die de laagste bezetting hebben, waarbij zo mogelijk plaatsing in (de buurt van) de regio van herkomst wordt gerealiseerd.
Daarnaast wordt bij de plaatsing rekening gehouden met bijzondere omstandigheden zoals beheersproblematiek, omdat niet alle inrichtingen geschikt zijn voor het opnemen van (in dit geval) beheersgevaarlijke verpleegden.
Uit de informatie afkomstig van de penitentiaire inrichtingen waar klager eerder heeft verbleven, blijkt dat meermalen sprake is geweest van ernstig agressieve incidenten. Op basis van deze informatie is klager, gezien het verloop van zijn detentie,
vooralsnog aangewezen op verblijf op een afdeling voor beheersgevaarlijke verpleegden in afwachting van de beoordeling van de “aanvraag indicatie extreem vlucht- en beheersgevaarlijkheid voor tbs-verpleegden”. Die aanvraag zal in februari 2014 worden
behandeld. Indien de indicatie wordt toegekend, is het van belang dat klager verblijft in een inrichting die beschikt over een ZISZ-afdeling. FPC Van Mesdag kwam op basis van bezettingsgraad, de mogelijkheid beheersgevaarlijke verpleegden op te nemen
en
klagers regio van herkomst als beste optie naar voren voor opname van klager.

4. De beoordeling
Klagers beroep is gericht tegen de beslissing tot plaatsing in FPC Van Mesdag. Van deze beslissing maakt het door de Staatssecretaris gehanteerde argument dat FPC Van Mesdag over een afdeling voor extreem beheers- en vluchtgevaarlijken beschikt
wezenlijk deel uit. De beroepscommissie zal om die reden klager in het beroep (in volle omvang) ontvangen.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

Door de penitentiaire inrichtingen, waar klager voor de aanvang van zijn tbs verbleef, is informatie verstrekt over zijn gedrag en gewelddadige incidenten tijdens detentie. Met name het gewelddadig incident dat heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2012
in
locatie De Schie, waarbij klager een personeelslid in de hals en kin heeft gestoken, vormde reden voor klager een aanvraag in te dienen voor de indicatie extreem vlucht- en beheersgevaarlijkheid die in februari 2014 zal worden behandeld. Op basis van
deze informatie, de bezettingsgraad van de inrichting en klagers regio van herkomst heeft de Staatssecretaris beslist klager in FPC Van Mesdag te plaatsen, waar de mogelijkheid bestond klager op een afdeling voor extreem vlucht- en beheersgevaarlijken
op te nemen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, deze beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Dit laat onverlet dat de beroepscommissie ervan uitgaat dat het hoofd van FPC Van Mesdag, zodra hiertoe mogelijkheid wordt gezien, klager intern zal overplaatsen naar een andere afdeling.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven