nummer: 13/1403/GA
betreft: [klager] datum: 17 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij de locatie De Karelskamp te Almelo, voor zover in beroep aan de orde, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager, zijn raadsman mr. A.J. Sol en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 7 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
Bij brief van 12 juni 2013 heeft de beroepscommissie de directeur om nadere informatie verzocht. Namens de directeur is hier bij brief van 20 juni 2013 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan klager en zijn raadsman verzonden. Namens
klager
is hier bij brief van 9 juli 2013 op gereageerd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klager gedurende zijn verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Niendure op staande voet is ontslagen
aangezien hij zijn werk niet naar behoren deed, belde tijdens het werk en met minachting reageerde toen hij hierop werd aangesproken. Tevens is door de werkgever aangegeven dat zijn personeel zich bedreigd voelde tijdens het exitgesprek.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht. De schriftelijke mededeling is niet onverwijld uitgereikt. In artikel 58 van de Pbw, noch in de memorie van
toelichting is vermeld dat hier wegens bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken. Een directeurswisseling kan bovendien niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheid. Verwezen wordt naar uitspraken van de beroepscommissie met nummer
13/432/GA van 30 mei 2012, 13/3675/GA van 13 maart 2013, 12/1941/GA van 19 september 2012, 12/1171/GA van 10 juli 2012 en 11/2812/GA van 13 maart 2012. Doordat de schriftelijke mededeling te laat is uitgereikt, had klager twee dagen korter de tijd om
beklag in te stellen. Verder bestrijdt klager dat hij zich bedreigend heeft opgesteld. Klager verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie met nummer 11/1318/GV van 31 mei 2011. In die uitspraak oordeelde de beroepscommissie dat de enkele
mededeling van bedreiging, niet onderbouwd met stukken, aangeleverd door de politie, niet duidelijk maakt waaruit de bedreiging zou hebben bestaan en wat er met die melding is gebeurd. Een dergelijke situatie doet zich hier eveneens voor. Het staat dan
ook onvoldoende vast dat klager zou hebben gedreigd. Klager verzoekt hem schadeloos te stellen.
De directeur heeft in beroep schriftelijk bericht zich geheel te kunnen vinden in de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Uit de mededeling van 9 januari 2013 van het afdelingshoofd volgt dat klager naar aanleiding van het ontslag is gehoord en heeft verklaard dat het klopt dat hij regelmatig belde tijdens zijn werk, maar hij daar niet eerder op is aangesproken door de
werkgever. Klager beaamde dat hij wist dat bellen tijdens het werk niet is toegestaan en hij heeft zijn verontschuldigingen aangeboden. Verder volgt uit de mededeling dat klager heeft aangegeven dat hij zich er iets bij kon voorstellen dat zijn
werkgever zich bij het exitgesprek bedreigd heeft gevoeld aangezien hij lang en groot is en met gebaren praat en het volume in het gesprek hoger is geweest. Klager heeft aangegeven dat het niet zijn bedoeling is geweest om dreigend over te komen. Hij
wilde hiervoor zijn excuses aanbieden. Verder is in de mededeling vermeld dat klager in afwachting van herselectie op maatregel in het h.v.b. wordt geplaatst.
Uit het schriftelijke verslag van 9 januari 2013 volgt dat de opsteller van dat verslag is gebeld door een vertegenwoordiger van het bedrijf waar klager te werk was gesteld. Klager is weggestuurd bij de werkgever, omdat hij zijn werk niet deed, belde
onder het werk en hij met minachting reageerde op diverse aansporingen om aan het werk te gaan. Toen hij te horen kreeg dat hij moest vertrekken wilde hij in discussie en wel op een zodanige wijze dat de betreffende medewerkster zich bedreigd voelde.
De beroepscommissie heeft bij brief van 12 juni 2013 de directeur verzocht een verklaring van klagers voormalig werkgever over te leggen waarin de werkgever een relaas geeft van de feiten ten aanzien van het ontslag van klager. De directeur heeft op 20
juni 2013 schriftelijk bericht dat hij moet volstaan met de weergave van de feiten zoals weergegeven door het personeel, omdat dit, gelet op de (zakelijke) relatie met de werkgever, het hoogst haalbare is.
De beroepscommissie overweegt als volgt. De schriftelijke mededeling is na 42 uur aan klager uitgereikt. De beroepscommissie is van oordeel dat “onverwijld” als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw “in beginsel binnen 24 uur” betekent.
Behoudens bijzondere omstandigheden moet deze termijn voldoende worden geacht om de schriftelijke mededeling te kunnen uitreiken. De beroepscommissie is van oordeel dat een directeurswisseling niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid kan worden
aangemerkt. Verder is niet gebleken dat klager de externe tenuitvoerlegging van de straf in het h.v.b. schriftelijk is medegedeeld, terwijl dit ingevolge artikel 52, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 57, eerste lid en onder j. en artikel 58,
eerste lid, van de Pbw is vereist.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de stukken blijkt niet waaruit het bedreigende gedrag van klager bestond. Voorts heeft klager in beklag gemotiveerd weersproken dat hij zou hebben toegegeven dat hij regelmatig belde tijdens zijn
werk. Volgens klager gebruikte hij zijn telefoon alleen voor de radio-functie. Verder heeft klager in beklag aangegeven dat hij niet eerder op zijn gedrag is aangesproken. Nu klager hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag en de mededeling
gemotiveerd heeft weersproken en een verklaring van de werkgever ontbreekt, is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager zijn werk niet naar behoren heeft uitgevoerd, met minachting heeft gereageerd toen hij
hierop werd aangesproken en zich bedreigend heeft opgesteld. De beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf dient dan ook als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt.
Gelet op het bovenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd. De beroepscommissie acht het toekennen van een tegemoetkoming aangewezen. Het toekennen van een tegemoetkoming is primair
bedoeld
voor het door klager ondervonden ongemak. Indien er sprake is van schade en die schade is eenvoudig vast te stellen, dan is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige
geval is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre klager schade heeft geleden. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming daarom vaststellen op € 52,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 52,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 juli 2013
secretaris voorzitter