Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1318/GV, 31 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1318/GV

betreft: [klager] datum: 31 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 april 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 27 mei 2011 is een schriftelijke reactie van klagers
raadsvrouw ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Na een verlof op 14 december 2010 zijn bij klager sporen van hard drugs geconstateerd. Als gevolg daarvan is aan klager gedurende vier maanden geen verlof verleend, wat overeenkomt met twee aanvragen
voor verlof. De eerstvolgende aanvragen verlof zijn dienovereenkomstig op 20 december 2010 en op 8 maart 2011 afgewezen. Dit houdt dan in dat de derde aanvraag toegewezen had moeten worden. Niet gebleken is van een andere reden voor de afwijzing.
Klager meent dat de informatie van 2 mei 2011 niet kan worden meegenomen bij de bestreden beslissing, omdat deze informatie van latere datum is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Verzoeker heeft verlof aangevraagd van 29 april tot 1 mei 2011. Klager gedraagt zich correct en beleefd naar het personeel. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd met
betrekking tot klagers verlofaanvraag. Bij de beoordeling van het verzoek is ten onrechte ervan uitgegaan dat het klagers tweede verlofaanvraag betreft. Klager is derhalve terecht in beroep gegaan. Echter het BSD van de p.i. heeft aangegeven dat er
nieuwe informatie voorhanden is, waarop klagers aanvraag toch afgewezen dient te worden. Op 2 mei 2011 heeft de inrichting negatief geadviseerd in verband met bedreigingen door klager naar zijn ex-vriendin en haar kind. Hiervan is melding gemaakt bij
de
politie, die op grond daarvan een negatief advies heeft uitgebracht. Op 9 mei 2011 is de aanvraag opnieuw afgewezen in verband met onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie heeft eveneens negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek, wegens bedreiging en mishandeling. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 90 dagen te ondergaan. De einddatum van zijn detentie is op of omstreeks 20 september 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Naar aanleiding van het herziene advies van de directeur van de p.i. Roermond van 2 mei 2011 heeft de Staatssecretaris de beslissing van 27 april 2011 herzien op 9 mei 2011, waarbij het verzoek om algemeen verlof andermaal is afgewezen. De
beroepscommissie beschouwt het beroep als tevens te zijn gericht tegen deze herziene beslissing.

Vast is komen te staan dat klager na het incident op 14 december 2010 waarbij bij hem sporen van harddrugs zijn aangetroffen, tweemaal heeft verzocht om verlof. Overeenkomstig het geldende drugsontmoedigingsbeleid zijn deze aanvragen afgewezen. Tussen
partijen is onbestreden dat voor de beoordeling van de derde aanvraag niet meer kan worden verwezen naar het incident van 14 december 2010.
De Staatssecretaris verwijst voor de afwijzing van de verlofaanvraag naar het selectieadvies van 2 mei 2011. Hierin wordt een nieuw feit vermeld, waaruit zou blijken dat klager zijn vrouw en kind heeft bedreigd. Hiervan is melding gemaakt bij de
politie. Dit bijgestelde selectieadvies van 2 mei 2011 is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het advies van de politie is niet overgelegd. Verder is niet gebleken waar de gestelde bedreiging uit bestond en wat er
vervolgens met de melding aan de politie is gebeurd. Bij deze stand van zaken kan de bestreden beslissing niet in stand blijven wegens een hieraan klevend motiveringsgebrek. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de
bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van de uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het
toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 31 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven