§
3
Huisvesting en voorzieningen ten behoeve van de zeevarenden aan boord
Artikel
3.1
Verblijven voor zeevarenden
1. De verblijven voldoen aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:
stahoogte
|
norm A3.1, lid 6, onderdeel
a, eerste volzin
|
isolatie
|
norm A3.1, lid 6, onderdeel b
|
te gebruiken materialen
|
norm A3.1, lid 6, onderdeel f
|
verlichting en waterafvoer
|
norm A3.1, lid 6, onderdeel g
|
airconditioning
|
norm A3.1, lid 7, onderdeel b
|
verwarmingssysteem
|
norm A3.1, lid 7, onderdeel d
|
relaties0 2. Het in het eerste lid bedoelde verwarmingssysteem en de airconditioning kunnen in alle verblijven permanent een temperatuur van 20°C onderhouden.
relaties0 3. De verblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde leidraden dan wel onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:
ontwerp en bouw
|
leidraad B3.1.1
|
ventilatie
|
leidraad B3.1.2
|
verwarming en radiatoren
|
leidraad B3.1.3, lid 2 en 3
|
verlichting
|
leidraad B3.1.4, lid 1
|
situering van verblijven ter voorkoming van lawaai en trillingen
|
leidraad B3.1.12, lid 1
|
geluidsisolatie
|
leidraad B3.1.12, lid 2 en3
|
voorkomen van extreme trillingen
|
leidraad B3.1.12, lid 5
|
relaties0 4. Voor de elektrische verlichting van de verblijven gelden de in de onderstaande tabel genoemde normen:
Soort verblijf
|
Lux
|
dagverblijven en ruimten voor recreatieve voorzieningen
|
300
|
gangen en trappenhuizen, nachtverblijven
|
150
|
brug, kantoren, kombuis,
|
500
|
ziekenverblijf
|
540
|
sanitaire ruimten
|
325
|
relaties0
relaties0
Artikel
3.2
Ontheffingen verblijven
1. De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel a, eerste volzin, van het Maritiem Arbeidsverdrag indien de verminderde hoogte van de desbetreffende verblijven redelijk is, en niet tot ongemak voor de zeevarenden leidt.
relaties0 2. Er wordt geen ontheffing verleend voor een hoogte van de verblijven van minder dan 1930 mm.
relaties0 3. Voor schepen van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en met inachtneming van de grootte van het schip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm A3.1, lid 7, onderdeel b, ten aanzien van airconditioning.
relaties0
relaties0
Artikel
3.3
Nachtverblijven
1. Onverminderd het bepaalde in de
artikelen 3.1 en
3.2 voldoen de nachtverblijven aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:
ligging op het schip, niet zijnde een passagiersschip
|
norm A3.1, lid 6, onderdeel c
|
afscheiding van andere ruimten
|
norm A3.1, lid 6, onderdeel e
|
ventilatie
|
norm A3.1, lid 7, onderdeel a
|
verlichting
|
norm A3.1, lid 8
|
individueel nachtverblijf voor elke zeevarende op andere schepen dan passagiersschepen
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel a, eerste zinsnede
|
afzonderlijke nachtverblijven voor mannen en vrouwen
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel b
|
afmetingen en uitrusting
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel c
|
eigen slaapplaats voor elke zeevarende
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel d
|
minimumafmetingen van een slaapplaats
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel e
|
vloeroppervlak van nachtverblijven voor één zeevarende
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel f
|
vloeroppervlak en aantal zeevarenden per nachtverblijf op schepen van minder dan 3000 GT, anders dan passagiersschepen of schepen voor bijzondere doeleinden
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel h
|
vloeroppervlak van nachtverblijven op passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel i
|
vloeroppervlak van nachtverblijven voor meer dan 4 zeevarenden op schepen voor bijzondere doeleinden
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel j
|
vloeroppervlak van nachtverblijven voor zeevarenden die taken als officier verrichten
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel k, of
norm A3.1, lid 9, onderdeel l voor passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden
|
aan het nachtverblijf grenzende aanvullende ruimte voor de kapitein, de hoofdwerktuigkundige en de eerste stuurman
|
norm A3.1, lid 9, onderdeel m, eerste zinsnede
|
meubilair
|
norm A3.1, lid 9, onderdelen n en o
|
relaties0 2. De binnenwerks gemeten lengte van een slaapplaats bedraagt, in aanvulling op norm A3.1, lid 9, onderdeel e, ten minste 2000 mm.
relaties0 3. Nachtverblijven zijn achter het aanvaringsschot gelegen.
relaties0 4. Nachtverblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde leidraden dan wel onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:
elektrische leeslamp
|
leidraad B3.1.4, lid 2
|
comfort van slaapplaatsen
|
leidraad B3.1.5, lid 1
|
uitrusting met een badkamer, inclusief water closet
|
leidraad B3.1.5, lid 2
|
scheiding van wachthoudende en overdag werkende zeevarenden
|
leidraad B3.1.5, lid 3
|
het maximale aantal onderofficieren per nachtverblijf
|
leidraad B3.1.5, lid 4
|
een aan het nachtverblijf grenzende aanvullende ruimte
|
leidraad B3.1.5, lid 5
|
de ruimte voor diverse voorzieningen die mede begrepen zijn in de maten van het vloeroppervlak
|
leidraad B3.1.5, lid 6
|
slaapplaatsen boven elkaar
|
leidraad B3.1.5, lid 7, lid 8 en lid 12
|
materiaal van bedstel, zijwanden en meubels
|
leidraad B3.1.5, lid 9, lid 10 en lid 13
|
matrassen
|
leidraad B3.1.5, lid 11
|
gordijnen of vergelijkbare voorzieningen
|
leidraad B3.1.5, lid 14
|
overige voorzieningen nachtverblijven
|
leidraad B3.1.5, lid 15 en B3.1.10
|
relaties0
relaties0
Artikel
3.4
Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor nachtverblijven op commerciële jachten
1. Voor een commercieel jacht zijn in afwijking van
artikel 3.3, eerste lid, als wezenlijk gelijkwaardige bepalingen als bedoeld in artikel VI, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag, de in de onderstaande tabel opgenomen normen ten aanzien van de minimale vloeroppervlakte voor nachtverblijven, tezamen met het tweede en derde lid, van toepassing.
grootte commercieel jacht
|
type nachtverblijf
|
minimale vloeroppervlakte
|
tot 500 GT
|
eenpersoonsnachtverblijf zonder eigen sanitaire voorzieningen
|
3,6 m2
|
eenpersoonsnachtverblijf met eigen sanitaire voorzieningen
|
4,5 m2
|
tweepersoonsnachtverblijf met eigen sanitaire voorzieningen
|
6,2 m2
|
≥500 GT tot 1250 GT
|
eenpersoonsnachtverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen
|
van 4,5 m2 bij 500GT + 0,004 m2 per GT boven de 500 GT, afgerond op decimalen
|
≥500 GT tot 1150 GT
|
tweepersoonsnachtverblijf voor officieren met eigen sanitaire voorzieningen
|
6,2 m2 bij 500 GT + 0,01354 m2 per GT boven de 500 GT, afgerond op decimalen
|
relaties0 2. Tot de wezenlijk gelijkwaardige bepalingen, bedoeld in het eerste lid, behoort het vereiste dat een commercieel jacht de volgende voorzieningen biedt:
a.een dagverblijf dat per zeevarende ten minste 1,5 m
2 zitplaats biedt;
relaties0
b.een ruimte aan dek die toegankelijk is voor de zeevarenden die geen dienst hebben en per zeevarende ten minste 1,5 m
2 zitplaats biedt; en
relaties0
c.een aanvullende ruimte die per officier ten minste 1,5 m
2 zitplaats biedt en, voor zover deze ruimte is gesitueerd op de brug, alleen wordt gebruikt als het schip niet varende is.
relaties0
relaties0 3. Voor zover het vloeroppervlak van nachtverblijven voor officieren ingevolge het eerste lid minder bedraagt dan 7,5 m
2, zijn in deze verblijven een TV en een DVD-speler of gelijkwaardige apparatuur beschikbaar.
relaties0
relaties0
Artikel
3.5
Wezenlijk gelijkwaardige bepalingen voor nachtverblijven op schepen van minder dan 500 GT
1. Met het oog op de functionaliteit, de stabiliteit of anderszins de veiligheid van schepen van minder dan 500 GT, kunnen in afwijking van
artikel 3.3, eerste lid, als wezenlijk gelijkwaardige bepaling als bedoeld in artikel VI, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag, nachtverblijven onder de referentielastlijn worden geplaatst, mits tevens wordt voldaan aan het tweede lid.
relaties0 2. Nachtverblijven als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende eisen:
a.de bovenzijde van de vloer ligt maximaal 2000 mm onder de referentielastlijn;
relaties0
c.in het nachtverblijf wordt continue klimaatbeheersing toegepast die adequaat condensvorming en vochtgerelateerde geuren bestrijdt;
relaties0
d.vanuit het nachtverblijf zijn ten minste twee adequate vluchtwegen aanwezig;
relaties0
e.in het waterdichte compartiment van het nachtverblijf is een bilge-alarm aanwezig;
relaties0
f.de lichtsterkte van de verlichting is variabel instelbaar om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren, en
relaties0
g.er worden materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking toegepast gericht op ruimtebeleving.
relaties0
relaties0
relaties0
Artikel
3.6
Wezenlijk gelijkwaardige bepaling voor nachtverblijven op passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden
1. Op passagiersschepen en schepen voor bijzondere doeleinden is het overeenkomstig norm A3.1, lid 6, onderdeel d, van het Maritiem Arbeidsverdrag toegestaan nachtverblijven onder de referentielastlijn te plaatsen. In afwijking van norm A3.1, lid 6, onderdeel d, van het Maritiem Arbeidsverdrag kunnen als wezenlijk gelijkwaardige bepaling als bedoeld in artikel VI, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag, nachtverblijven onder werkgangen worden geplaatst, indien deze nachtverblijven zodanig zijn geïsoleerd dat wordt voldaan aan de normen voor geluidsisolatie tussen nachtverblijven en dagverblijven van de bij resolutie A.468(12) door de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen Code over geluidsniveaus op schepen.
relaties0 2. Nachtverblijven als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende eisen:
a.in het nachtverblijf wordt continue klimaatbeheersing toegepast die adequaat condensvorming en vochtgerelateerde geuren bestrijdt; en
relaties0
b.de lichtsterkte van de verlichting is variabel instelbaar om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren.
relaties0
relaties0
relaties0
Artikel
3.7
Ontheffingen en afwijkende voorschriften nachtverblijven
1. De minister kan ontheffing verlenen van norm A3.1, zesde lid, onderdeel c, van het Maritiem Arbeidsverdrag voor het plaatsen van nachtverblijven voor midscheeps indien de grootte, het type of de beoogde dienst van het schip een andere ligging praktisch onmogelijk maakt.
relaties0 2. In afwijking van
artikel 3.3, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, lid 8, van het Maritiem Arbeidsverdrag, zijn op passagiersschepen nachtverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:
a.de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en
relaties0
b.materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast die zijn gericht op ruimtebeleving.
relaties0
relaties0 3. Voor schepen van minder dan 3000 GT, niet zijnde passagiersschepen, of voor schepen voor bijzondere doeleinden kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 9, onderdeel a, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat voor elke zeevarende een individueel nachtverblijf beschikbaar moet zijn.
relaties0 4. Voor schepen van minder dan 3000 GT, passagiersschepen, of voor schepen voor bijzondere doeleinden kan de minister in overeenstemming met norm A3.1, lid 9, onderdeel g, ontheffing verlenen van norm A3.1, lid 9, onderdeel f, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak van individuele nachtverblijven, indien daarmee kan worden voorzien in individuele nachtverblijven. Deze individuele nachtverblijven zijn nooit kleiner dan 3,75 m
2.
relaties0 5. Voor schepen van minder dan 3000 GT kan de minister na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 9, onderdeel m, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot aan nachtverblijven grenzende individuele verblijven.
relaties0 6. Voor schepen van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en met inachtneming van de grootte van het schip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A.3.1, lid 9, onderdeel f en onderdelen h tot en met l, van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot het minimale vloeroppervlak, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van individuele nachtverblijven ten minste 3 m
2is, de vloeroppervlakte van nachtverblijven voor meer dan één persoon ten minste 2 m
2per persoon is, en de vloeroppervlakte van nachtverblijven voor officieren ten minste 4 m
2.
relaties0 7. De minister kan ontheffing verlenen van de normering van:
a.leidraad B3.1.5, lid 2, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat nachtverblijven eigen sanitaire voorzieningen hebben;
relaties0
b.leidraad B3.1.5, lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag dat nachtverblijven zodanig zijn ingericht dat de wachten afgescheiden zijn en overdag werkende zeevarenden zijn gescheiden van ’s nachts werkende zeevarenden.
relaties0
relaties0
relaties0
Artikel
3.8
Dagverblijven
1. Onverminderd de
artikelen 3.1 en
3.2 voldoen de dagverblijven aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:
Ventilatie
|
norm A3.1, lid 7, onderdeel a
|
Verlichting
|
norm A3.1, lid 8
|
plaatsing, grootte en uitrusting dagverblijven
|
norm A3.1, lid 10
|
relaties0 2. Dagverblijven voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:
vloeroppervlak van dagverblijven
|
leidraad B3.1.6, lid 3
|
meubilair in dagverblijven
|
leidraad B3.1.6, lid 4
|
voorzieningen in dagverblijven
|
leidraad B3.1.6, lid 5
|
pantry’s
|
leidraad B3.1.6, lid 6
|
materiaal van het meubilair
|
leidraad B3.1.6, lid 7
|
relaties0 3. Aan boord van schepen van meer dan 400 GT, maar minder dan 1000 GT zijn afzonderlijke dagverblijven voor:
relaties0 4. Aan boord van schepen van 1000 GT of meer zijn afzonderlijke dagverblijven voor:
relaties0
relaties0
Artikel
3.9
Ontheffingen en afwijkende voorschriften dagverblijven
1. In afwijking van
artikel 3.8, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, lid 8, van het Maritiem Arbeidsverdrag, zijn op passagiersschepen dagverblijven toegestaan waar geen daglicht kan toetreden indien:
a.de lichtsterkte van de verlichting variabel instelbaar is om het gebrek aan daglicht naar behoefte van de zeevarende te kunnen compenseren; en
relaties0
b.materialen en kleuren voor wand- en vloerbedekking worden toegepast gericht op ruimtebeleving.
relaties0
relaties0 2. De minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en rekening houdend met de in leidraad B3.1.6, lid 1, van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde factoren, ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 3.8, derde, vierde en vijfde lid, ten aanzien van de aanwezigheid van afzonderlijke dagverblijven.
relaties0 3. Voor schepen van minder dan 3000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 10, onderdeel a, van het Maritiem Arbeidsverdrag, ten aanzien van de plaatsing van dagverblijven.
relaties0
relaties0
Artikel
3.10
Sanitaire voorzieningen
1. Onverminderd de
artikelen 3.1 en
3.2 voldoen de sanitaire voorzieningen aan de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van normen van het Maritiem Arbeidsverdrag:
ventilatie
|
norm A3.1, lid 7, onderdeel c
|
toegankelijkheid, hygiëne en comfort
|
norm A3.1 lid 11, onderdelen a, b en c
|
wastafels in nachtverblijven
|
norm A3.1, lid 11, onderdeel d
|
warm en koud stromend water
|
norm A3.1, lid 11, onderdeel f
|
relaties0 2. Sanitaire voorzieningen voldoen voorts aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:
wastafels en baden
|
leidraad B3.1.7, lid 1
|
water closets
|
leidraad B3.1.7, lid 2
|
inrichting van sanitaire ruimten bestemd voor meer dan één persoon
|
leidraad B3.1.7, lid 3
|
relaties0
relaties0
Artikel
3.11
Ontheffingen en afwijkende voorschriften sanitaire voorzieningen
1. Voor schepen van minder dan 1600 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 11, onderdeel b, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van de toegankelijkheid van sanitaire ruimten vanaf de navigatiebrug, de machinekamer of het controlecentrum van de machinekamer.
relaties0 2. Voor passagiersschepen die doorgaans geen reizen maken van langer dan vier uur kan in afwijking van
artikel 3.10, eerste lid, en in overeenstemming met norm A3.1, lid 11, onderdeel e, van het Maritiem Arbeidsverdrag het aantal sanitaire voorzieningen worden beperkt tot een toilet, een wasbak en een badkuip of douche per tien zeevarenden indien aan de wal aanvullende sanitaire voorzieningen aanwezig zijnen de sanitaire voorzieningen aan de wal en aan boord tezamen voldoen aan norm A3.1, lid 11, onderdeel c van het Maritiem Arbeidsverdrag.
relaties0 3. Op schepen van minder dan 200 GT is norm A.3.1, lid 11, onderdeel d, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van wastafels in nachtverblijven, niet van toepassing.
relaties0
relaties0
Artikel
3.12
Ziekenverblijven
1. Op een schip met vijftien of meer zeevarenden aan boord dat reizen van meer dan drie etmalen maakt tussen twee havens waar een ziekenhuis aanwezig is is een afzonderlijk ziekenverblijf aanwezig dat voldoet aan norm A3.1, lid 12, van het Maritiem Arbeidsverdrag.
relaties0 2. Ziekenverblijven voldoen aan de normering die is opgenomen in leidraad B3.1.8, leden 1, 2 en 4, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van ontwerp en inrichting, met dien verstande dat sanitaire voorzieningen die deel uitmaken van het ziekenverblijf uitsluitend vanuit dat verblijf toegankelijk zijn met een deur kunnen worden afgesloten.
relaties0 3. Het aantal bedden in een ziekenverblijf bedraagt:
a.op schepen waar het aantal zeevarenden dat verblijft in nachtverblijven voor meer dan een persoon, minder is dan 30, één bed;
relaties0
b.op schepen waar het aantal zeevarenden dat verblijft in nachtverblijven voor meer dan een persoon, 30 of meer is, twee bedden die niet boven elkaar gelegen zijn.
relaties0
relaties0 4. Op passagiersschepen is bij voorkeur een apart ziekenverblijf voor passagiers aanwezig. Indien er geen apart ziekenverblijf voor passagiers is, worden de passagiers voor de toepassing van het derde lid meegeteld als zeevarenden.
relaties0 5. Op een schip dat op een internationaal traject van meer dan drie etmalen vaart, met een bemanning en overig personeel van honderd personen of meer die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn, inclusief stagiairs en leerlingen alsmede personen die werkzaam zijn als loods,, is een verblijf ingericht als apotheek en verbandkamer dat grenst aan het ziekenverblijf en dat kan worden afgesloten.
relaties0 6. Op schepen waar gelet op het eerste lid geen ziekenverblijf aanwezig is, is een eenpersoons nachtverblijf beschikbaar dat als ziekenkooi kan worden ingericht. Op schepen met minder dan zes zeevarenden, kan worden volstaan met een als ziekenkooi ingerichte slaapplaats in een nachtverblijf. Dit nachtverblijf is gemakkelijk toegankelijk.
relaties0
relaties0
Artikel
3.13
Recreatieve en sociale voorzieningen
1. Aan boord zijn in overeenstemming met norm A3.1, lid 17, van het Maritiem Arbeidsverdrag recreatieve voorzieningen die voldoen aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:
boekenkast en meubilair voor lezen, schrijven en gezelschapsspellen
|
leidraad B.3.1.11, lid 2
|
rookvoorziening
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel a
|
televisie en radio
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel b
|
vertoning van films
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel c
|
bibliotheek
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel f
|
elektronische apparatuur
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel h
|
telefoon-, e-mail- en internetverbinding
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel j
|
relaties0 2. Aan boord van schepen van 8000 GT of meer zijn naast de in het eerste lid bedoelde voorzieningen voorts recreatieve voorzieningen aanwezig die voldoen aan de normering van de in de onderstaande tabel genoemde onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:
sportvoorzieningen
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel d
|
zwembad
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel e
|
faciliteiten voor creatieve bezigheden
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel g
|
bar
|
leidraad B.3.1.11, lid 4, onderdeel i
|
relaties0 3. Op schepen van 500 GT of meer is voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, naast de rookvoorziening ten minste één afzonderlijk verblijf beschikbaar.
relaties0 4. Op schepen kleiner dan 500 GT kunnen in plaats van een afzonderlijk recreatieverblijf de dagverblijven zodanig worden ingericht en uitgerust, dat zij als ontspanningsruimte dienst kunnen doen.
relaties0 5. Op schepen van 8000 GT of meer zijn voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, naast een afzonderlijke ruimte voor het zwembad en een rookvoorziening, ten minste twee verblijven aanwezig waarin voldoende ruimte is voor het tegelijkertijd uitoefenen van verschillende recreatieve bezigheden.
relaties0
relaties0
Artikel
3.14
Ontheffing zwembad
De minister kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.13, tweede lid, ten aanzien van de aanwezigheid van een zwembad indien dit gelet op de inrichting van het schip niet goed te realiseren is.
relaties0relaties0
Artikel
3.15
Diverse voorzieningen
1. Aan boord zijn de volgende voorzieningen aanwezig, die voldoen aan de volgende onderdelen van normen en de normering van de onderdelen van leidraden van het Maritiem Arbeidsverdrag:
wasvoorzieningen
|
norm A3.1, lid 13 en leidraad B3.1.7, lid 4
|
ruimte op het open dek
|
norm A3.1, lid 14
|
kantoren
|
norm A3.1, lid 15, eerste volzin
|
relaties0 2. Op schepen van 1600 GT of meer is een kleedruimte voor machinekamerpersoneel aanwezig, die voldoet aan de normering van leidraad B3.1.9 van het Maritiem Arbeidsverdrag, tenzij al het machinekamerpersoneel de beschikking heeft over een nachtverblijf voor niet meer dan twee personen met een bijbehorende sanitaire ruimte waar een bad of douche aanwezig is. De kleedruimte voor machinekamerpersoneel is vanuit de machinekamer binnendoor te bereiken.
relaties0 3. Aan boord zijn voorzieningen aanwezig tegen het binnendringen van muggen in de verblijven en ruimten die toegang geven tot het open dek, indien het desbetreffende schip regelmatig havens aandoet waar doorgaans muggen aanwezig zijn.
relaties0 4. De in leidraad B3.1.10 van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde benodigdheden zijn in voldoende hoeveelheden voor de zeevarenden aan boord beschikbaar.
relaties0
relaties0
Artikel
3.16
Ontheffingen kantoren en wasvoorzieningen
1. Voor schepen van minder dan 3000 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1, lid 15, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van kantoren.
relaties0 2. Voor schepen van minder dan 200 GT kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en met inachtneming van de grootte van het schip en het aantal opvarenden aan boord, ontheffing verlenen van norm A.3.1, lid 13, van het Maritiem Arbeidsverdrag ten aanzien van wasvoorzieningen, indien de zeevarenden van het desbetreffende schip aan de wal voldoende toegang hebben tot wasvoorzieningen.
relaties0
relaties0
Artikel
3.17
Ontheffing wegens gewoonten zeevarenden
Voor schepen waarop zeevarenden werkzaam zijn met uiteenlopende gewoonten van godsdienstige of sociale aard, kan de minister, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden en onder daarbij te stellen voorschriften, ontheffing verlenen van het bepaalde in norm A3.1 van het Maritiem Arbeidsverdrag, mits dit niet leidt tot situaties die voor een of meer zeevarenden aan boord van het desbetreffende schip minder gunstig zijn dan zonder het verlenen van die ontheffing het geval zou zijn.
relaties0relaties0
Artikel
3.18
Voorzieningen voor opslag en bereiding van voedsel en drinkwater
1. Schepen zijn uitgerust met voldoende kooktoestellen en keukengerei voor het bereiden van maaltijden van voldoende hoeveelheid, kwaliteit en voedingswaarde, voor de zeevarenden aan boord.
relaties0 2. Op schepen met een lengte van 35 meter of meer is voor het bereiden van voedsel en warme dranken een afzonderlijk verblijf ingericht als kombuis, die voldoende uitgerust is om goede, gevarieerde en voedzame maaltijden efficiënt, in voldoende aantallen en rekening houdend met verschillende godsdienstige en culturele gebruiken van zeevarenden, te kunnen bereiden. De kombuis is aangesloten op een systeem van koud en warm drinkwater.
relaties0 3. Voor de opslag van levensmiddelen zijn van andere ruimten afgesloten bergplaatsen aanwezig, die zodanig zijn geventileerd of gekoeld, dat de voeding in goede toestand blijft.
relaties0 4. Schepen zijn uitgerust met drinkwatertanks die door cofferdams zijn gescheiden van olietanks en verzameltanks voor vuil water, en zodanig zijn geconstrueerd dat bij het leegpompen geen restanten achterblijven en de hygiëne van het drinkwater wordt gewaarborgd. Pijpleidingen, van welke aard ook, mogen niet door drinkwatertanks lopen.
relaties0
relaties0
Artikel
3.19
Gebruikte materialen
1. Als goedgekeurde materialen en producten worden aangemerkt, materialen en producten die voldoen aan de in leidraad B3.1.1, lid 5, B3.1.5, lid 9, B3.1.7, lid 2 en lid 3, onderdeel b, en B3.1.10, lid 1, onderdeel b, van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde omschrijving.
relaties0 2. Materialen of producten die op grond van de daarop van toepassing zijnde regelgeving, een CE-markering hebben, worden aangemerkt als goedgekeurde materialen of producten, als bedoeld in het eerste lid.
relaties0
relaties0
Artikel
3.20
Gebruiksvoorschriften verblijven
1. De verblijven worden schoon, bewoonbaar en in een goede staat van onderhoud gehouden.
relaties0 2. Ten minste eenmaal per maand worden de verblijven ten behoeve van de naleving van het bepaalde in het eerste lid, door de kapitein of een door hem aangewezen officier, in aanwezigheid van een of meer leden van de bemanning, geïnspecteerd. De bevindingen van deze inspectie worden vermeld in het scheepsdagboek.
relaties0 3. Zolang zeevarenden aan boord zijn, wordt met betrekking tot de verwarming van de verblijven aan boord voldaan aan leidraad B3.1.3, lid 1, van het Maritiem Arbeidsverdrag.
relaties0 4. Ziekenverblijven worden uitsluitend gebruikt voor medische doeleinden.
relaties0
relaties0
Artikel
3.21
Gebruik van recreatieve en sociale voorzieningen
1. De scheepsbeheerder zorgt ervoor dat voor de verzending van e-mail aan boord aanwezige internetfaciliteiten voor alle zeevarende toegankelijk zijn en dat postverzending geschiedt in overeenstemming met leidraad B3.1.11, lid 5, van het Maritiem Arbeidsverdrag.
relaties0 2. Voor het gebruik van telefoon-, e-mail- en internetverbindingen kan de scheepsbeheerder een vergoeding voor de gebruikskosten vragen. De overige in
artikel 3.13 bedoelde voorzieningen staan kosteloos ter beschikking van de zeevarenden.
relaties0 3. De scheepsbeheerder zorgt ervoor dat omgang met familie en vrienden van zeevarenden geschiedt in overeenstemming met de normering van leidraad B3.1.11, leden 6 en 7, van het Maritiem Arbeidsverdrag.
relaties0 4. De in
artikel 3.13 bedoelde voorzieningen worden overeenkomstig de in leidraad B3.1.11, lid 1, van het Maritiem Arbeidsverdrag genoemde doelstellingen ten minste eens per drie jaar door of namens de kapitein geïnspecteerd.
relaties0
relaties0
Artikel
3.22
Afwijking op basis van wezenlijke gelijkwaardigheid
1. De minister kan afwijking toestaan van de
artikelen 3.1,
3.3, eerste en vierde lid,
3.8,
3.10,
3.12,
3.13, eerste tot en met vijfde lid, en
3.15, eerste en tweede lid, voor:
a.buitenlandse schepen die onder Nederlandse vlag gaan varen en waarvan de kiel is gelegd op of na de datum waarop paragraaf 3 van deze regeling in werking is getreden;
relaties0
b.schepen met een innovatief ontwerp of een innovatieve bouwwijze.
relaties0
relaties0 2. Een afwijking als bedoeld in het eerste lid wordt slechts toegestaan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, en onder daarbij te stellen wezenlijk gelijkwaardige voorschriften als bedoeld in artikel VI, lid 3 van het Maritiem Arbeidsverdrag.
relaties0
relaties0
Artikel
3.23
Procedure bij bouw of verbouw schip
1. Voor de aanvang van de bouw van een schip of een verbouwing of andere wijziging die van invloed is op de eisen aan de huisvesting en voorzieningen aan boord, wordt aan de minister een plan overgelegd. Dit plan bevat de volgende elementen:
a.de plaats en de algemene indeling van de verblijven;
relaties0
f.eventuele verzoeken tot de toepassing van
artikel 3.22, waarbij wordt aangegeven van welke van de in dat artikel genoemde bepalingen afwijking wordt gevraagd; en
relaties0
g.de resultaten van het overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, voor zover dit overleg is voorgeschreven in de in dit lid genoemdebepalingen.
relaties0
relaties0 2. Met de bouw, verbouwing of andere wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet gestart totdat het in het eerste lid bedoelde plan is goedgekeurd en eventuele ontheffingen en toestemmingen zijn verleend. De bouw, verbouwing of wijziging wordt uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde plan.
relaties0
relaties0 relaties0
§
8
Beroepsvereisten
Artikel
8.1
kennisbewijzen hoger maritiem officier alle schepen en middelbaar maritiem officier alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger maritiem officier alle schepen of middelbaar maritiem officier alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6;
relaties0
2°.voorschrift II/2, lid 2, onderdeel 2;
relaties0
3°.voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en
relaties0
4°.voorschrift III/2, lid 2, onderdeel 2;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, en onderdelen 2 tot en met 6;
relaties0
2°.sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in onderdeel 5 bedoelde niveau alle schepen betreft;
relaties0
3°.sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en
relaties0
4°.sectie A-III/2, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle schepen betreft; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.2
kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine schepen:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6;
relaties0
2°.voorschrift II/2, lid 4, onderdeel 3;
relaties0
3°.voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en
relaties0
4°.voorschrift III/3, lid 2, onderdeel 2;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, onderdelen 2 tot en met 6;
relaties0
2°.sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau schepen van minder dan 3000 GT betreft;
relaties0
3°.sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en
relaties0
4°.sectie A-III/2, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.3
kennisbewijzen stuurman alle schepen en stuurman waterbouw
Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman alle schepen of stuurman waterbouw:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6; en
relaties0
2°.voorschrift II/2, lid 2, onderdeel 2;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, onderdelen 2 tot en met 6; en
relaties0
2°.sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau alle schepen betreft; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden op de brug, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.4
kennisbewijs wachtstuurman tot 3000 GT
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtstuurman tot 3000 GT:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6; en
relaties0
2°.voorschrift II/2, lid 4, onderdeel 3;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, onderdelen 2 tot en met 6; en
relaties0
2°.sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau schepen van minder dan 3000 GT betreft; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden op de brug, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.5
kennisbewijzen scheepswerktuigkundige alle schepen en scheepswerktuigkundige waterbouw
Voor de afgifte van het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle schepen of scheepswerktuigkundige waterbouw:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en
relaties0
2°.voorschrift III/2, lid 2, onderdeel 2;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en
relaties0
2°.sectie A-III/2, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle schepen betreft; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.6
kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3000 kW
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3000 kW:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en
relaties0
2°.voorschrift III/3, lid 2, onderdeel 2;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en
relaties0
2°.sectie A-III/3, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.7
kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied
Voor de afgifte van het kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/3, lid 4, onderdelen 2.2.1, 3, 4 en 5; en
relaties0
2°.voorschrift III/1, lid 2, onderdeel 4;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/3, onderdelen 1 tot en met 6, met uitzondering van de aspecten opgenomen in de secties A-VI/2 en A-VI/3; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.8
kennisbewijs officier elektrotechniek alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs officier elektrotechniek alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift III/6, lid 2, onderdelen 2, 3 en 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag;
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/6, onderdelen 1 tot en met 5 van de STCW-Code; en
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.9
kennisbewijs gezel elektrotechniek alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gezel elektrotechniek alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift III/7, lid 2, onderdelen 2.2.3 en 3, van de bijlage bij het STCW-Verdrag;
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/7, onderdelen 1 tot en met 3 van de STCW-Code; en
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 3 maanden ervaring opgedaan, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige, een eerste maritiem officier of een officier elektrotechniek af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.10
kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift II/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag;
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-II/5, onderdelen 1 tot en met 3 van de STCW-Code; en
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel dek alle schepen.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.11
kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift III/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4 van de bijlage bij het STCW-Verdrag;
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/5, onderdelen 1 tot en met 3 van de STCW-Code; en
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel machinekamer alle schepen.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.12
kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4; en
relaties0
2°.voorschrift III/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/5, onderdelen 1 tot en met 3; en
relaties0
2°.sectie A-III/5, onderdelen 1 tot en met 3; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit werkzaamheden op de brug en uit werkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel dek en machinekamer alle schepen.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.13
kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/4, lid 2, onderdelen 2.2.2, en 3; en
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-II/4, onderdelen 1 tot en met 4 van de STCW-Code; en
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 2 maanden ervaring opgedaan met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de brugwacht, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.14
kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift III/4, lid 2, onderdelen 2.2.2, en 3; en
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/4, onderdelen 1 tot en met 4 van de STCW-Code; en
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 2 maanden ervaring opgedaan met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de machinekamerwacht, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.15
kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle schepen
Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle schepen:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/4, lid 2, onderdelen 2.2.2 en 3;
relaties0
3°.voorschrift III/4, lid 2, onderdelen 2.2.2 en 3; en
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/4, onderdelen 1 tot en met 4; en
relaties0
2°.sectie A-III/4, onderdelen 1 tot en met 4; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 4 maanden ervaring opgedaan die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.16
bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart
1. Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart:
a.voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:
1°.voorschrift II/1, lid 2, onderdeel 2, 3 en 5; en
waarbij 12 maanden ervaring is opgedaan onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek;
relaties0
2°.voorschrift II/2, lid 4, onderdeel 3;
relaties0
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die de aspecten materialen, tuigage, scheepsvormen, dynamische stabiliteit en behandeling van zeilschepen omvat en voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:
1°.sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, en onderdelen 2 tot en met 6, met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en
relaties0
2°.sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft, het in onderdeel 5 bedoelde niveau schepen van minder dan 3000 GT betreft, en met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en
relaties0
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan de aanvrager die in het bezit is van:
a.het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart, genoemd in artikel 8.17, volstaan met een ervaring van ten minste 6 maanden;
relaties0
b.een geldig vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie maritiem officier, stuurman schepen van minder dan 3000 GT of stuurman alle schepen, volstaan met een ervaring van ten minste 2 maanden.
relaties0
relaties0
relaties0
Artikel
8.17
bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift II/3, lid 4, onderdelen 2.2.1, 4, 5 voor zover het sectie A-VI/1, onderdeel 2, van de STCW-Code betreft, en 6.3 van de bijlage bij het STCW-Verdrag;
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die de aspecten materialen, tuigage, scheepsvormen, dynamische stabiliteit en behandeling van zeilschepen omvat en voldoet aan sectie A-II/3, onderdelen 1 tot en met 7 van de STCW-Code, met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en
relaties0
c.heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.18
bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen is de aanvrager in het bezit van het certificaat basisveiligheid en:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-1, lid 2, onderdeel 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; of
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, onderdeel 1, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.19
bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen is de aanvrager in het bezit van het certificaat basisveiligheid en:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-2, lid 2, onderdeel 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; of
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-2, onderdeel 1, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.20
bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olietankschepen voor gevorderden
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs olietankschepen voor gevorderden is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen en:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-1, lid 4, onderdelen 1 en 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, onderdeel 2, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.21
bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen en:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-1, lid 6, onderdelen 1 en 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, onderdeel 3, van de STCW-Code
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.22
bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen en:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-2, lid 4, onderdelen 1 en 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-2, onderdeel 2, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.23
schriftelijk bewijs groepsbegeleiding
Voor de afgifte van het schriftelijk bewijs groepsbegeleiding:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 1, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.24
schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers
Voor de afgifte van het schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 5, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 2, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.25
certificaat crisisbeheersing en menselijk gedrag
Voor de afgifte van het certificaat crisisbeheersing en menselijk gedrag:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 6, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 3, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.26
certificaat passagiersveiligheid, ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp
Voor de afgifte van het certificaat passagiersveiligheid, ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 7, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 4, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.27
certificaat type rating HSC
Voor de afgifte van het certificaat type rating HSC heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan voorschrift 18.3.3 van de bij resolutie MSC.97(73) van de Maritieme Veiligheidsheidscommissie aangenomen Internationale Code voor de veiligheid van hogesnelheidsschepen (High-Speed Craft Code, 2000).
relaties0relaties0
Artikel
8.28
certificaat stoomvoortstuwing
Voor de afgifte van het certificaat stoomvoortstuwing:
a.is de aanvrager in het bezit van ten minste het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle schepen; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-Code wat betreft het aspect voortstuwing door middel van stoomturbines.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.29
certificaat gasturbinevoortstuwing
Voor de afgifte van het certificaat gasturbinevoortstuwing:
a.is de aanvrager in het bezit van ten minste het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle schepen; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-Code wat betreft het aspect voortstuwing door middel van gasturbines.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.30
certificaten basisveiligheid
1. Voor de afgifte van het certificaat basisveiligheid:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/1 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/1, onderdeel 2, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining basisveiligheid:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/1 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/1, onderdeel 3, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 3. Sectie A-VI/1, onderdeel 4, van de STCW-Code is van toepassing.
relaties0
relaties0
Artikel
8.31
certificaten reddingmiddelen
1. Voor de afgifte van het certificaat reddingmiddelen:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 1, onderdeel 3, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdelen 1 tot en met 4, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining reddingmiddelen:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 1, onderdeel 3, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdeel 5, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 3. Sectie A-VI/2, onderdeel 6, van de STCW-Code is van toepassing.
relaties0
relaties0
Artikel
8.32
certificaten snelle hulpverleningsboten
1. Voor de afgifte van het certificaat snelle hulpverleningsboten:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdelen 7 tot en met 10, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining snelle hulpverleningsboten:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdeel 11, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 3. Sectie A-VI/2, onderdeel 12, van de STCW-Code is van toepassing.
relaties0
relaties0
Artikel
8.33
certificaten brandbestrijding voor gevorderden
1. Voor de afgifte van het certificaat brandbestrijding voor gevorderden:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/3 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/3, onderdelen 1 tot en met 4, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining brandbestrijding voor gevorderden:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/3 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/3, onderdeel 5, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0 3. Sectie A-VI/3, onderdeel 6, van de STCW-Code is van toepassing.
relaties0
relaties0
Artikel
8.34
certificaten medische eerste hulp aan boord
1. Voor de afgifte van het certificaat medische eerste hulp aan boord:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/4, lid 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan:
1°.sectie A-VI/4, onderdelen 1 tot en met 3, van de STCW-Code; en
relaties0
2°.Bijlage V van richtlijn 92/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PB 1992, L 113).
relaties0
relaties0
relaties0 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining medische eerste hulp aan boord is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
relaties0
relaties0
Artikel
8.35
certificaten medische zorg aan boord
1. Voor de afgifte van het certificaat medische zorg aan boord:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/4, lid 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan:
1°.sectie A-VI/4, onderdelen 4 tot en met 6, van de STCW-Code; en
relaties0
2°.Bijlage V van richtlijn 92/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PB 1992, L 113).
relaties0
relaties0
relaties0 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining medische zorg aan boord is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
relaties0
relaties0
Artikel
8.36
certificaten maritieme radiocommunicatie
Het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie en het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie worden afgegeven in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens het Frequentiebesluit 2013.
relaties0relaties0
Artikel
8.37
bekwaamheidsbewijs scheepskok
Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs scheepskok:
a.heeft de aanvrager een diensttijd behaald van ten minste een maand in de kombuis van een zeeschip en is hij in het bezit van een kennisbewijs van een opleiding tot kok die ten minste de volgende aspecten bevat:
6°.gezondheid en veiligheid met betrekking tot maaltijdverzorging; of
relaties0
relaties0
b.is de aanvrager in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs als scheepskok, afgegeven voor 1 februari 2002, en heeft hij na de verkrijging van dat vaarbevoegdheidsbewijs een diensttijd behaald van ten minste 36 maanden als scheepskok bij een Nederlandse zeewerkgever.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.38
certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris
Voor de afgifte van het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/5, lid 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/5, onderdelen 1 tot en met 4, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.39
certificaat uitvoering beveiligingstaken
Voor de afgifte van het certificaat uitvoering beveiligingstaken:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/6, lid 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/6, onderdelen 6 tot en met 8, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.40
certificaat bewustwording scheepsbeveiliging
Voor de afgifte van het certificaat bewustwording scheepsbeveiliging:
a.voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/6, lid 1, voor zover het bewustwording scheepsbeveiliging betreft, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en
relaties0
b.heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/6, onderdeel 4, van de STCW-Code.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
8.41
certificaat wetgeving en openbaar gezag
Voor de afgifte van het certificaat wetgeving en openbaar gezag heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel A, genoemde onderdelen beslaat van de Nederlandse wetgeving op de scheepvaart betrekking hebbend.
relaties0relaties0
Artikel
8.42
certificaat scheepsmanagement-N
Voor de afgifte van het certificaat scheepsmanagement-N heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel B, genoemde onderdelen van tabel A-II/2, behorende bij sectie A-II/2 van de STCW-Code beslaat.
relaties0relaties0
Artikel
8.43
certificaat scheepsmanagement-W
Voor de afgifte van het certificaat scheepsmanagement-W heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel C, genoemde onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/2 van de STCW-Code beslaat.
relaties0relaties0
Artikel
8.44
certificaat aanvulling-N voor reizen nabij de internationale kust
Voor de afgifte van het certificaat aanvulling-N voor reizen nabij de internationale kust heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel D, genoemde onderdelen van de tabellen A-II/2 en A-II/3, behorende bij respectievelijk de secties A-II/2 en A-II/3, van de STCW-Code beslaat.
relaties0relaties0
Artikel
8.45
certificaat aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust
Voor de afgifte van het certificaat aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel E, genoemde onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/3 van de STCW-Code beslaat.
relaties0relaties0 relaties0