Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0517/GV, 20 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/517/GV

betreft: [klager] datum: 20 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 februari 2015 genomen beslissing van de (toenmalige) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J. van Weers om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht.
Op 26 juni 2014 is klagers verzoek tot overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht gehonoreerd, opdat hij daar de Cova-training zou kunnen volgen. Klager heeft daar echter ervaren dat er geen vertrouwen in hem werd gesteld en dat er
geen mogelijkheden werden geboden zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. De beslissing van de Staatsecretaris is feitelijk alleen gebaseerd op een aantal gebeurtenissen van meer dan twee jaar geleden. Nadat klager in 2012 is
meegelopen bij een ontvluchtingspoging heeft hij zich als een modelgedetineerde gedragen. Ook in andere inrichtingen waar hij heeft verbleven sinds december 2012 heeft hij zich positief gedragen. Alle urinecontroles zijn negatief geweest. Zowel het
Openbaar Ministerie (OM) als de politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager wordt geen perspectief geboden, nu de omstandigheden van ruim twee jaar geleden zich niet meer zullen wijzigen. Klagers einddatum is in
augustus
2015. De datum van invrijheidstelling nadert. De afweging om te re-integreren dient steeds zwaarder te wegen.
De beslissing van de Staatssecretaris laat op geen enkele wijze zien dat met die omstandigheid rekening wordt gehouden. De vraag wat klager moet doen en waar hij naar toe moet na zijn detentie is nog niet gesteld. Klager prefereert een mondelinge
behandeling van het beroep.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager heeft zich gedurende een voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) niet aan de voorwaarden gehouden en heeft nieuwe strafbare feiten gepleegd.
Toen hij werd opgeroepen voor het ondergaan van detentie voor deze strafbare feiten, is hij naar Marokko gevlucht. Eenmaal ingesloten is klager uit de gevangenis van de locatie Norgerhaven ontvlucht. Klager heeft er herhaaldelijk blijk van gegeven dat
hij zijn detentie niet wil ondergaan. Het valt niet uit te legen dat aan een gedetineerde met wie dergelijke ervaringen zijn opgedaan opnieuw vrijheden zouden worden verleend, waaraan hij zich weer kan onttrekken. Vanuit een gesloten detentie kan
klager
activiteiten ondernemen ter voorbereiding op zijn terugkeer in de maatschappij.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag ondanks klagers positieve gedrag in de inrichting. De directeur heeft onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van verloven gezien het feit dat klager
zich
niet heeft gehouden aan voorwaarden.
Het OM heeft positief geadviseerd.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en ziet geen reden voor een mondelinge behandeling van het beroep.

Klager is thans gedetineerd in verband met de herroeping van een v.i. De einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 13 augustus 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Het beroep tegen een eerdere afwijzing van een verzoek om verlof is op 26 januari 2015 ongegrond verklaard.

Uit de stukken komt naar voren dat klager zich gedurende zijn v.i.-periode niet aan de voorwaarden heeft gehouden en dat hij tijdens de v.i.-periode een nieuw delict heeft gepleegd.
Bij uitspraak van 18 maart 2011 is klagers v.i. herroepen. Toen klager werd opgeroepen zich te melden voor de tenuitvoerlegging van gevangenisstraf - die aan hem was opgelegd naar aanleiding van het tijdens de v.i.-periode gepleegde delict -, is hij
naar Marokko gevlucht.
Uit het advies vrijheden volgt dat dit in maart 2011 heeft plaatsgevonden. Daarnaast is gebleken dat klager tijdens zijn huidige detentie, op 8 december 2012, uit de locatie Norgerhaven is ontvlucht. Deze ontvluchting was van korte duur. Klager is
vrijwel direct op het parkeerterrein van de inrichting aangehouden.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden in beginsel een contra-indicatie kunnen vormen voor verlofverlening, maar stelt vast dat klagers laatste ontvluchting inmiddels meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. Klagers
gedrag in de p.i. is nog steeds goed. De datum van klagers invrijheidstelling is nabij en klagers belang bij een verlof, al dan niet onder voorwaarden, in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij gaat steeds zwaarder wegen en
dient naar het oordeel van de beroepscommissie in dit stadium van zijn detentie thans te prevaleren. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen en de Minister van Veiligheid en Justitie opdragen
een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven