Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3240/GA, 21 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3240/GA

betreft: [klager] datum: 21 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 24 september 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Groot Alphen, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsman, mr. drs. O.O. van der Lee, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en klager een tegemoetkoming van € 25,00 toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De omstandigheid dat klager een lange periode ontvlucht is geweest, vormt in dit geval wel degelijk een contra-indicatie voor verlofverlening. De afdeling detentie en re-integratie (D&R) heeft echter in de beschikking de duur van de onttrekking onjuist
vermeld. Klagers detentie is op 9 juni 2012 begonnen en op 25 januari 2013 is hem algemeen verlof verleend. Klager is van dit verlof niet teruggekeerd en na ongeveer 27 maanden op 13 april 2015, is klager als arrestant ingesloten in de p.i. Grave. Op
13
mei 2015 is klager overgeplaatst naar de p.i. Groot Alphen en heeft hij een verlofverzoek ingediend. Dit betrof zijn eerste verlofaanvraag na zijn onttrekking. Het verlof is op 4 augustus 2015 afgewezen. In de door de raadsman genoemde uitspraak RSJ 20
maart 2015, 15/517/GV, betrof het een gedetineerde die na zijn onttrekking sinds december 2012 weer gedetineerd was, terwijl zijn verlof in februari 2015 werd afgewezen. Deze gedetineerde heeft dus ruim twee jaar laten zien zich toch aan afspraken te
kunnen houden. In dit geval verbleef klager, na een langdurige onttrekking, slechts drie-en-een-halve maand in detentie toen hij zijn aanvraag voor verlof indiende. De naderende einddatum van detentie en klagers goede gedrag zijn ondergeschikt aan het
feit dat klager zeer recent het vertrouwen van de directeur ernstig heeft beschaamd.
Nu er foutieve informatie in de bestreden beslissing is opgenomen dient het beroep materieel gegrond te worden verklaard.

Namens klager is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts lijkt het beroep uitsluitend principieel te zijn nu de beroepscommissie waarschijnlijk pas na de einddatum van klagers detentie uitspraak zal doen. Intussen heeft de directeur
op een nieuwe verlofaanvraag positief beslist. Dit verlof is goed verlopen.
Verwezen wordt naar RSJ 24 juli 2013, 13/16161/GV en RSJ 20 maart 2015, 15/517/GV. In deze laatste uitspraak wordt overwogen dat ontvluchting een contra-indicatie oplevert doch klagers belang bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een
terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder gaat wegen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de onttrekking, onder meer gelet op de duur ervan en het gegeven dat de afwijzing van klagers verlofaanvraag van 4 augustus 2015 klagers eerste verlofaanvraag na zijn onttrekking betrof, op dat moment nog een
forse
contra-indicatie vormde voor verlofverlening. Voorts dient bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof bij een goede en tijdige voorbereiding
van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Klager verbleef op dat moment pas drie-en-een-halve maand in detentie en de onttrekking rechtvaardigde op
dat
moment een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Uit het dossier blijkt dat klager na deze afwijzing nog twee verlofaanvragen kon indienen en dat de volgende verlofaanvraag is toegewezen. Klagers detentie is op 11 december 2015 geëindigd.
Gezien het voorgaande kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven