Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2126/TA, 3 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2126/TA

betreft: [klager] datum: 3 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 juni 2014 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft het stopzetten van de 10-uursvergoeding aan klager door de invoering van een nieuw beloningsysteem per 1 maart 2014.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is zowel door het UWV als door DJI volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij ontving al jaren de 10-uursvergoeding. Na afschaffing van
de 10-uursregeling per januari 2012 is hem tot 1 maart 2014 in afwijking van de huisregels de 10-uursvergoeding nog wekelijks uitbetaald. Klager mocht er daarom in redelijkheid van uit gaan dat deze afwijking van de huisregels gehandhaafd bleef.
Verder zijn de per 1 maart 2014 gewijzigde huisregels van de inrichting in strijd met hogere wet- en regelgeving. In de Regeling beloningsysteem verpleegden van 18 oktober 2000, nr. 5054167/00/DJI, met een wijzigingsbesluit van 30 december 2003, nr.
5249494/03/DJI, is vastgelegd dat een verpleegde die niet in staat is de opgedragen werkzaamheden te verrichten recht heeft op 70% van de vergoeding die hij bij algehele geschiktheid zou ontvangen. Aan klager is bij wijze van een overgangsregeling na 1
maart 2014 voor slechts maximaal drie maanden 70% nog uitbetaald. Bovendien worden volgens artikel 18.2 sub e van de huisregels van de inrichting enkel aanwezige uren uitbetaald en vindt geen uitbetaling plaats bij verzuim/ziekte.
Tenslotte is in strijd met de huisregels niet met klager gekeken naar alternatieve, passende dagbesteding. Dit zit klager met name dwars. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt, mede gezien klagers status als longstaypatiënt, bij de inrichting.
Klager wenst vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd.

3. De beoordeling
Klager had in zijn beklag ontvangen moeten worden, nu dit beklag ziet op het in strijd met de Regeling beloningsysteem verpleegden (van 18 oktober 2000, nr. 5054167/00/DJI) afschaffen van een uitkering wegens ongeschiktheid om opdrachten/werkzaamheden
in het kader van de behandeling te verrichten.

De Regeling beloningsysteem verpleegden betreft een regeling van de (toenmalige) Minister van Justitie ter aanvulling van het Model huisregels justitiële tbs-inrichtingen met: “Hoofdstuk 18 Beloningsysteem verpleegden”. Op grond daarvan is het hoofd
van
de inrichting gehouden een beloningsysteem in te stellen, waarbij wordt vermeld welke beloning is gekoppeld aan bepaalde opdrachten/werkzaamheden, alsmede of de verpleegde als geschikt of ongeschikt voor het verrichten van opdrachten/werkzaamheden in
het kader van de behandeling is aangemerkt hetgeen in het verplegings- en behandelingsplan dient te worden opgenomen. Uitgangspunt bij ongeschiktheid is dat een verpleegde die op zichzelf bereid is opdrachten/werkzaamheden te verrichten een uitkering
krijgt en dat die uitkering bestaat uit 70% van hetgeen de verpleegde had kunnen verdienen in het geval van gehele geschiktheid.

In de per 1 maart 2014 gewijzigde huisregels van de inrichting is in strijd met de genoemde Regeling beloningsysteem verpleegden geen regeling voor ongeschiktheid voor het verrichten van opdrachten/werkzaamheden opgenomen.
Op grond van de stukken is voldoende aannemelijk te achten dat klager tot 1 maart 2014 wekelijks een uitkering van € 23,50 heeft ontvangen krachtens een ‘10-uursregeling’, kennelijk vanwege de omstandigheid dat hij geen werkzaamheden kan verrichten en
hij dat wel zou willen. Na wijziging van de huisregels van de inrichting heeft klager vanaf 1 maart 2014 krachtens een uitzonderingssituatie gedurende drie maanden wekelijks 70% van € 23,50 ontvangen en ontvangt hij daarna geen uitkering meer.
Het beklag zal derhalve gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager vanwege de gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming toe te kennen, nu de rechtsgevolgen van het ontbreken van de vereiste regeling nog teruggedraaid kunnen worden door klager met
terugwerkende kracht alsnog de hem toekomende uitkering uit te betalen.
De Bvt voorziet niet in een vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt het hoofd van de inrichting op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven