Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0562/TA, 4 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/562/TA

betreft: [klager] datum: 4 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. Raterman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2017 van de beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 april 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord klagers raadsvrouw, mr. I. Raterman, en namens het hoofd van de inrichting [...], juridisch medewerker.
Als toehoorder is aanwezig [...], werkzaam bij de Raad.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat de door de inrichting gehanteerde beloningsregeling 2016 volgens klager in strijd is met de Regeling beloningsysteem verpleegden van 18 oktober 2000, nr. 5054167/00/DJI (hierna: de ministeriële Regeling)
(PZ-2015-051).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is sinds 1999 arbeidsongeschikt. Hij is wel bereid opdrachten/werkzaamheden te verrichten. Klager kan
zich niet vinden in de invulling die de kliniek geeft aan het begrip ‘gehele geschiktheid’, dat is opgenomen in de ministeriële Regeling. De inrichting vult het begrip in als 10 uren opdrachten/werkzaamheden per week. Dit betreft een gemiddelde. Bij de
invulling van het begrip moet worden uitgegaan van het maximum in de inrichting per week te verrichten opdrachten/werkzaamheden, namelijk 30 uren per week. Verwezen wordt naar RSJ 3 september 2014, 14/2126/TA en RSJ 10 maart 2015, 14/4425/TA. De door
de
inrichting gehanteerde beloningsregeling is derhalve in strijd met de ministeriële Regeling. Verzocht wordt het hoofd van de inrichting op te dragen een nieuwe beloningsregeling vast te stellen met inachtneming van artikel 18.3 van het Model huisregels
justitiële tbs-inrichtingen. Voorts wordt verzocht klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 49,35 per week, te rekenen vanaf 23 februari 2016.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Verpleegden, die ongeschikt zijn voor het verrichten van opdrachten/werkzaamheden, kregen voorheen ook een uitkering gebaseerd op 10 uren opdrachten/werkzaamheden per week. Dit is in 2014 stopgezet, maar weer ingevoerd na een uitspraak van de
beroepscommissie. De beroepscommissie heeft de 10-uursregeling nimmer onredelijk of in strijd met de Regeling geacht. Klager krijgt 100% uitbetaald. Op grond van de ministeriële Regeling heeft hij recht op 70%.

3. De beoordeling
De in de inrichting geldende beloningsregeling 2016 is een algemene regeling die voor alle verpleegden in de inrichting geldt. Aan de orde is de vraag of de door de inrichting gehanteerde beloningsregeling 2016 in strijd is met de hogere, ministeriële
Regeling.

Ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 18 van de ministeriële Regeling krijgt een verpleegde, die ongeschikt is opdrachten/werkzaamheden in het kader van de behandeling te verrichten, maar daartoe wel bereid is, een uitkering bestaande uit een bepaald
deel, tenminste 70%, van hetgeen hij had kunnen verdienen in het geval van gehele geschiktheid.

Vaststaat dat klager, die ongeschikt is voor het verrichten van opdrachten/werkzaamheden, overeenkomstig de door de inrichting gehanteerde beloningsregeling 2016 een uitkering krijgt van 100% gebaseerd op 10 uren werkzaamheden per week
(10-uursregeling).

In de ministeriële Regeling is niet bepaald wat moet worden verstaan onder het begrip ‘gehele geschiktheid’. De inrichting hanteert als uitgangspunt dat verpleegden bij geschiktheid gemiddeld 10 uren per week dagbesteding verrichten en dat dit goed
passend is binnen een gemiddeld dagprogramma van verpleegden in de inrichting. Afhankelijk van de situatie van de verpleegde kunnen dat meer of minder uren betreffen. Deze invulling van het begrip ‘gehele geschiktheid’ komt de beroepscommissie niet
onredelijk voor. Klager heeft niet onderbouwd waarom in zijn geval zou moeten worden afgeweken van de 10-uursregeling. Klager heeft slechts gesteld dat een werkweek bestaat uit maximaal 30 uren en dat hem op die grond een hogere uitkering toekomt.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de door de inrichting gehanteerde beloningsregeling 2016 niet is strijd is met de ministeriële Regeling. Klager is derhalve op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 4 mei 2017

secretaris voorzitter

Naar boven