Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1927/GB, 22 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1927/GB

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager en zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, zijn uitgenodigd om op 24 augustus 2012 in de EBI van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught door een lid van de Raad te worden gehoord. In verband met een verlopen advocatenpas werd de raadsvrouw de
toegang tot de p.i. Vught ontzegd. Klager heeft vervolgens laten doorgeven niet zonder bijstand van zijn raadsvrouw te willen worden gehoord. In plaats daarvan heeft de beroepscommissie de raadsvrouw in de gelegenheid gesteld de pleitnotities over te
leggen. Van deze gelegenheid heeft de raadsvrouw van klager gebruikgemaakt. Op 10 september 2012 ontving de beroepscommissie een reactie van de selectiefunctionaris. Op 23 september 2012 is een reactie van klagers raadsvrouw ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is op 17 februari 2007 op verzoek van Nederland aangehouden in Marokko. Op 22 januari 2008 is klager door Marokko uitgeleverd aan Nederland. Hij verblijft sinds 22 februari 2008 in het huis van bewaring van de EBI.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht. Klager verblijft sinds 22 februari 2008 in het zwaarste regime in Nederland, zonder dat hij is veroordeeld. Een langdurig verblijf in de
EBI leidt tot psychische schade. Klager is nog steeds verdachte in het liquidatieproces, dat hoofdzakelijk is gebaseerd op verklaringen van een hoogst onbetrouwbare getuige, Peter La S. Deze onbetrouwbare getuige vormde reeds aanleiding de voorlopige
hechtenis van een medeverdachte, die ook in de EBI verbleef, op te heffen. Deze verdachte is overigens nog steeds springlevend. Ook bij hem was sprake van een geschokte rechtsorde. Een voortgezet verblijf in de EBI is volstrekt onredelijk en inhumaan.
Medegedetineerde Willem H., die aanvankelijk eveneens als verdachte in het liquidatieproces werd aangemerkt, is niet in de EBI geplaatst. Een te verwachten lange gevangenisstraf mag nimmer een reden zijn voor een plaatsing in de EBI. Bij een
overplaatsing naar een minder zwaar regime kan geen sprake zijn van een geschokte rechtsorde. Voor klagers eigen bescherming hoeft hij niet in de EBI te worden beschermd. In de EBI is hij aangevallen door medegedetineerde Mohammed B. Niet gemotiveerd
is
waarom bij klager geen alternatieven aanwezig zijn voor plaatsing in een lichter regime.
Klager ontkent dat er sprake is van recidivegevaar. Waar de informatie van 10 juni 2011 van de selectiefunctionaris uit bestaat, is niet duidelijk. Een oordeel over de betrouwbaarheid kan niet gegeven worden. Er zijn andermaal geen nieuwe
omstandigheden
aangevoerd. De beroepscommissie oordeelde in haar uitspraak van 28 maart 2011 met nummer 10/3869/GB dat niet steeds op dezelfde informatie mag worden teruggevallen. Het is uitermate toevallig dat er opeens sprake is van informatie uit 2011. Klager
verzoekt de beroepscommissie de selectiefunctionaris op te dragen deze informatie ter toetsing voor te leggen. De selectiefunctionaris weigert tenslotte telkenmale het zeer positieve gedrag van klager mee te wegen in zijn oordeel.
Er is geen sprake van onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming aangezien de selectiefunctionaris die de bestreden beslissing heeft genomen ook voorzitter is van de adviescommissie EBI.
De informatie waarop de beslissing is genomen is al jaren exact dezelfde. Klager wordt slechts vanwege de verdenking van het plegen van ernstige feiten geplaatst in de EBI, terwijl van extreem vluchtgevaar niet kan worden gesproken. De weergave van de
ontvluchting van klager vanuit het ziekenhuis is sterk overdreven. Van een door klager zelf georganiseerde ontvluchting was geen sprake. De oude GRIP-informatie is slechts met één telefoontje bevestigd en daarmee is de informatie weer actueel. De
GRIP-informatie deugt niet en is in strijd met artikel 6 EVRM.
Niet nader gemotiveerd is waarom ten aanzien van klager geen alternatieven voor plaatsing in een lichter regime mogelijk zijn. Klager vermoedt dat hij in de EBI wordt vastgehouden omdat hij teveel weet. Klager ontkent dat er liquidatiegevaar bestaat.
Dat klager zelf nog een aantal liquidaties wil uitvoeren is apert onjuist.
De verschillende rapportages bevatten onwaarheden en vele suggestieve opmerkingen. Klager was niet voor lange tijd onvindbaar. Klager is in 1993 niet veroordeeld tot poging tot (uitlokking van) moord met voorbedachten rade, maar voor poging tot
doodslag. Ten onrechte wordt klager omschreven als enigszins onbetrouwbaar en sluw. Klager is een zeer correcte gedetineerde, die inderdaad best invloed heeft op andere gedetineerden, doch in positieve zin. De rapportage van p.i. De Weg staan bol van
vermoedens en typeringen over klager die soms grievend zijn. Ook tijdens klagers verblijf op de LAA wordt hij ten onrechte gekenschetst als onbetrouwbaar en sluw. Hij was op de LAA niet suïcidaal. Het verblijf in de EBI valt klager zwaar. De stelling
van de directeur dat positief gedrag van de gedetineerde niet meeweegt bij de EBI-beslissing, strookt niet met de toezegging in 2002, naar aanleiding van het bezoek van de CPT, dat goed gedrag wel zal worden betrokken bij de beslissing tot verlenging
van het verblijf. Er zal geen dan wel nauwelijks sprake zijn van maatschappelijke onrust bij overplaatsing van klager naar een lichter regime. Klager heeft zich jarenlang als een modelgedetineerde gepresenteerd. Hij is slechts éénmaal - en wel zonder
geweld - ontvlucht.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van 30 mei 2012 is de detentiehistorie van klager weergegeven alsmede het verloop van de huidige detentie. Klager wordt verdacht van het uitvoeren van een aantal liquidaties in de periode van 1993 tot en
met 2006. Klagers gedrag in de inrichting is goed. Het selectievoorstel verwijst naar aanvullende informatie van het OM van 10 juni 2011. Het OM meent dat er sprake is van gevaar voor herhaling. Nadat klager in 2004 uit detentie was ontsnapt, is hij
vrijwel meteen doorgegaan met het aannemen van opdrachten tot moord. Een ontsnapping zou grote maatschappelijke onrust en beroering teweegbrengen.

3.3. De selectiefunctionaris verwijst naar de reeds overgelegde stukken. Klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Klager wordt verdacht van het plegen van zeer ernstige delicten. De mogelijkheid bestaat dat klager zal worden
geconfronteerd met een gevangenisstraf van zeer lange duur. Vanwege de verdenking van een grote hoeveelheid moorden en veroordelingen voor eerdere geweldsdelicten kan ervan worden uitgegaan dat er sprake is van gevaar voor herhaling. Na zijn
ontvluchting in 2004 heeft klager meteen opdrachten aangenomen voor het plegen van moorden om geld te verdienen. De informatie van het Openbaar Ministerie van 10 juni 2011 is “nog steeds van kracht en zeer actueel”. Bij ontvluchting zou sprake zijn van
een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en een zeer ernstig geschokte rechtsorde, omdat niet uitgesloten kan worden dat klager zich wederom schuldig zou maken aan het plegen van soortgelijke zeer ernstige delicten waarvan
hij thans wordt verdacht. De selectiefunctionaris fungeert inderdaad als voorzitter van de adviescommissie EBI. Hij speelt geen rol inzake het horen van gedetineerden.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. Wat betreft het argument dat geen sprake is van onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming het volgende. In artikel 23 van de Regeling is bepaald dat de sectordirecteur Gevangeniswezen ten behoeve van de selectie van gedetineerden voor een
bepaalde categorie inrichtingen of afdelingen een selectie-adviescommissie kan instellen. Er is in ieder geval een selectie-adviescommissie EBI. In de toelichting op dit artikel staat dat de selectie-adviescommissies bestaan uit een
selectiefunctionaris
en een aantal deskundigen. Gezien de wettelijke regeling is het de selectiefunctionaris die de betrokkene hoort alvorens de beslissing omtrent plaatsing en verlenging van verblijf in de EBI te nemen (artikel 26 van de Regeling) en maakt een
selectiefunctionaris deel uit van de selectie-adviescommissie die adviseert over de plaatsing in de EBI. De wettelijke regeling staat er niet aan in de weg dat de selectiefunctionaris die hoort en beslist en de selectiefunctionaris die in de
selectie-adviescommissie deelneemt een en dezelfde persoon is. Als de selectiefunctionaris het advies van de selectie-adviescommissie overneemt, kan niet gezegd worden dat bij voorbaat geen sprake is van onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming.
Bovendien wordt die beslissing getoetst in beroep. Dit onderdeel van het beroep kan dus niet slagen. De omstandigheid dat de selectiefunctionaris tevens voorzitter is van de adviescommissie EBI, maakt ook niet dat de bestreden beslissing wegens een
onzorgvuldige voorbereiding moet worden vernietigd.

4.5. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager bevindt zich in voorlopige hechtenis, omdat hij ervan wordt verdacht betrokken te zijn geweest bij een aantal geruchtmakende liquidaties in het Nederlandse criminele circuit. Deze
strafbare feiten zijn gepleegd in de periode van 1993 tot 2006. Na intensief internationaal onderzoek kon klager in 2007 in Marokko worden aangehouden. In januari 2008 is hij uitgeleverd aan Nederland. Uit de stukken komt verder naar voren dat klager
in
2004 tijdens een eerdere detentie met hulp van buitenaf zich heeft onttrokken aan zijn detentie. Hij zou zich na zijn ontvluchting in 2004 weer schuldig hebben gemaakt aan een of meer ernstige delicten.

De beroepscommissie heeft in haar beslissing van 28 maart 2011 (10/3869/GB) overwogen dat er sinds de GRIP-informatie uit 2008 geen nieuwe externe informatie is, behoudens de positieve gedragsrapportage omtrent klagers verblijf in de EBI. Onduidelijk
is
welk advies de directeur van de EBI aan de selectiefunctionaris heeft uitgebracht. Bovendien heeft de beroepscommissie nog opgemerkt dat hetgeen door en namens klager is opgemerkt aan gewicht wint naarmate de tijd verstrijkt zonder dat nieuwe externe
informatie kan worden overgelegd. Het beroep is vervolgens ongegrond verklaard.

In haar beslissing van 15 juni 2012 (12/76/GB) heeft de beroepscommissie wederom een beslissing genomen op het beroep van klager tegen de beslissing van de selectiefunctionaris om het verblijf in de EBI te verlengen en komt zij nogmaals tot ongegrond
verklaring van het beroep.

Thans ligt wederom ter beoordeling voor een beroep tegen de verlengingsbeslissing van de selectiefunctionaris. In de beslissing van de selectiefunctionaris van 14 juni 2012 wordt onvoldoende duidelijk welke nieuwe externe informatie sinds de
GRIP-informatie uit 2008 de verlenging van het verblijf in de EBI rechtvaardigt. Dat klager thans (nog) een extreem vluchtrisico vormt en bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, wordt onvoldoende met recente feitelijke
informatie onderbouwd. De beslissing kan dan ook niet als redelijk en billijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen binnen twee weken
na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, nadat de selectiefunctionaris een nieuwe beslissing heeft genomen, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, nadat de selectiefunctionaris een nieuwe beslissing heeft genomen, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven