Beleidsregel
Op basis van artikel 6, eerste lid, onder a van de
AOW en AKW, en artikel 13, eerste lid, onder a van de Anw is een ingezetene verplicht
verzekerd, behoudens als hij niet onvoorwaardelijk tot Nederland is toegelaten, dan wel als
er sprake is van één van de uitzonderingen opgesomd in KB 746. Ingezetene is degene die in
Nederland woont (artikel 2 AOW en AKW en artikel 6 Anw). Waar iemand woont of waar een
lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld (artikel 3 AOW en AKW en
artikel 7 Anw). Het hiernavolgende beleid van de SVB met betrekking tot ingezetenschap is
ontwikkeld op grond van omvangrijke jurisprudentie.
Een persoon
wordt geacht in Nederland te wonen als tussen hem en Nederland een duurzame band van
persoonlijke aard bestaat. Of sprake is van zulk een band, moet worden beoordeeld aan de
hand van alle in aanmerking komende feiten en omstandigheden van het geval (HR 21 januari
2011 en HR 4 maart 2011). Objectieve en subjectieve factoren als woon- en werkomgeving,
gezin, financiën en inschrijving in het bevolkingsregister worden tegen elkaar afgewogen om
tot een eindoordeel te komen; er wordt niet beslist op basis van één factor, het onderlinge
verband van factoren is doorslaggevend.
Uit de jurisprudentie blijkt
voorts dat de wil van een betrokkene om in Nederland te wonen van belang kan zijn. De
intentie dient echter te worden beoordeeld aan de hand van het gedrag en dient te blijken
uit de feiten en omstandigheden. Op de intentie van een betrokkene wordt geen acht geslagen
als deze niet objectief kan worden vastgesteld. Evenmin komt aan de intentie enig belang toe
als deze niet kan worden verwezenlijkt. Het enkele voornemen zich in Nederland te vestigen
vormt op zichzelf nimmer een afdoende omstandigheid voor het aannemen van ingezetenschap (HR
17 januari 1996).
Een factor waarop de SVB in het bijzonder acht
slaat is de duurzaamheid van het verblijf in Nederland of elders. Voor zover de verdere
feiten en omstandigheden geen uitsluitsel geven over de woonplaats van een betrokkene past
de SVB daarom naar analogie de beleidsregels toe ten aanzien van het verlies van
ingezetenschap na vertrek uit Nederland (zie SB1027 over einde verplichte verzekering na
vertrek uit Nederland).
Uit het arrest van de Hoge Raad van 12 april
2013 volgt dat de mogelijkheid bestaat dat iemand volgens de maatstaven van de toepasselijke
bepalingen uit de AOW, de Anw en de AKW zowel in Nederland als in een ander land woont, al
zal dat zich slechts in uitzonderlijke gevallen voordoen. Uit het arrest van het Hof van
Justitie van de Europese Unie van 16 mei 2013 in de zaak Wencel blijkt echter dat de
mogelijkheid om in twee landen te wonen zich niet voordoet bij toepassing van het Unierecht.
Het Hof heeft in dat verband verklaard dat, wanneer de rechtspositie van een persoon kan
vallen onder de wetgeving van meerdere lidstaten, het begrip 'lidstaat waar een persoon
woont' doelt op de lidstaat waar de betrokkene zijn normale woonplaats heeft en waar zich
ook het gewone centrum van zijn belangen bevindt. Bij toepassing van het Unierecht geeft de
SVB daarom onverkorte toepassing aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie en de
daaraan ontleende criteria neergelegd in artikel 11, eerste lid, van Verordening (EG) nr.
987/2009.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en de beleidsregels Internationaal is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 31 december 2013 en de stand van de jurisprudentie op 21 februari 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (de delen Awb en Overige onderwerpen) is niet aangepast.
artikel 2, artikel 3 en artikel 6,eerste lid, onder a, en tweede lid AOW en AKW,
artikel 6, artikel 7 en artikel 13 Anw, KB 746
Besluit beleidsregels SVB 2013