Onderwerp: Bezoek-historie

Verdrag met Nieuw-Zeeland (SB2184)
Geldigheid:12-07-2009 t/m 16-06-2010Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Evenals de Overeenkomst inzake Sociale Zekerheid die vóór 1 augustus 2000 werd toegepast, bevat het op 1 november 2003 in werking getreden verdrag met Nieuw-Zeeland een bijzondere regeling met betrekking tot de berekening van het AOW-pensioen voor zover dit is gebaseerd op tijdvakken van wonen of werken in Nederland vóór 1 januari 1957. Deze regeling is tevens van invloed op de wijze waarop onder de werking van deze overeenkomst ouderdomspensioenen worden herberekend.

Bij de toepassing van de bepaling van artikel 15, vierde lid van het Verdrag gaat de SVB ervan uit dat de ‘national superannuation’ krachtens de Nieuw-Zeelandse wetgeving een uitkering is van gelijke aard en strekking als het Nieuw-Zeelandse gewaarborgd ouderdomspensioen.

Ingevolge artikel 15, vierde lid wordt het AOW-pensioen van in Nederland wonende pensioengerechtigden die tevens een Nieuw-Zeelands pensioen ontvangen, gekort (‘afgetopt’) indien de som van het AOW-pensioen en het Nieuw-Zeelandse pensioen hoger is dan het maximale AOW-pensioen. Deze korting mag alleen worden toegepast op dat gedeelte van het AOW-pensioen dat gebaseerd is op de periode vóór 1 januari 1957 waarover geen premie verschuldigd was. Tijdvakken van vrijwillige verzekering worden door de SVB buiten beschouwing gelaten.

Bij de aftopping wordt uitgegaan van bruto pensioenbedragen zonder dat rekening wordt gehouden met eventuele overmakingskosten.

Ingevolge artikel 15, vijfde lid zijn wijzigingen in de wisselkoers niet van invloed op de berekening van het AOW-pensioen conform het vierde lid van artikel 15, mits ten minste eenmaal per jaar een omrekening plaatsvindt op basis van de wisselkoers zoals die geldt in de maand waarin de herberekening van het AOW-pensioen plaatsvindt. De SVB past deze bepaling toe sinds 1 april 2002 op grond van artikel 35 waarin het Verdrag voor Nederland voorlopig van toepassing is verklaard.

Uit de uitspraak van de CRvB van 27 januari 2006 blijkt dat er geen bepalingen van internationaal recht bekend zijn die in de weg staan aan de voorlopige toepassing van het Verdrag.

De SVB past de aftoppingsbepaling van artikel 15, vierde lid ook toe in die gevallen waarin de AOW-gerechtigde geen aanspraak (meer) laat gelden op een Nieuw-Zeelands ouderdomspensioen, waardoor er geen aanvraag daartoe wordt ingediend en er dus ook geen beslissing inzake het Nieuw-Zeelandse pensioenrecht wordt afgegeven. De SVB houdt in deze gevallen rekening met de hoogte van het Nieuw-Zeelandse pensioen waarop rechtens aanspraak bestaat. Deze handelwijze is ingegeven naar analogie van de oplossing van een soortgelijke problematiek via een aanpassing van artikel 76 Vo. 1408/71.

Grondslag

De tekst is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 20 april 2009. De wijzigingen die samenhangen met de inwerkingtreding van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht zijn eveneens verwerkt.

artikel 15, leden 4, 5 en 6

Besluit beleidsregels SVB 2009

Naar boven