Beleidsregel
Uit jurisprudentie van het HvJ EG volgt dat de conflictregels niet
langer toepassing kunnen vinden op personen die definitief hun beroepswerkzaamheden hebben
gestaakt. Indien hiervan sprake is, wordt de verzekeringspositie van de betrokkene niet
beoordeeld op grond van de verordening, doch op grond van het nationale recht.
Of een persoon zijn werkzaamheden definitief heeft gestaakt, wordt door de SVB naar
de omstandigheden beoordeeld. Hierbij kunnen de volgende factoren een rol
spelen:
- Staat betrokkene ingeschreven bij het
arbeidsbureau?
- Blijkt de intentie van betrokkene om te werken uit
bijvoorbeeld het zich beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt?
- Wat is
de reden voor de beëindiging van de werkzaamheden (was dit vrijwillig of
niet)?
- Welke middelen van bestaan zijn er (te denken valt hierbij aan
het hebben van een langdurige uitkering, hetgeen er op kan wijzen dat iemand niet meer gaat
werken)?
Van het definitief staken van beroepswerkzaamheden
is - ongeacht de vraag of nog daadwerkelijk werkzaamheden worden verricht - geen sprake
zolang een dienstbetrekking voortduurt (zie HR 11 juli 2003). Ten aanzien van de vraag of
een dienstbetrekking aanwezig moet worden geacht, wordt door de SVB zoveel mogelijk
aansluiting gezocht bij de criteria zoals die zijn ontwikkeld onder de vigeur van de Wet op
de Loonbelasting 1964. Hierbij is van belang dat er nog een economische vergoeding
plaatsvindt zoals omschreven in Deel I, § 2.4.3.1.
Toepassing van deze
criteria op situaties die in de praktijk veel voorkomen, levert het volgende beeld op. Ten
aanzien van gepensioneerden, personen met een uitkering in verband met vervroegde uittreding
en personen met een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt aangenomen dat zij
definitief hun beroepswerkzaamheden hebben gestaakt.
In geval van ziekte
wordt voor zover niet reeds sprake was van een dienstbetrekking uitgegaan van een nawerking
van de conflictregels gedurende maximaal een jaar. Hierbij geldt als aanvullende voorwaarde
dat men recht heeft gehad op ziekengeld.
In geval van werkloosheid anders
dan ten gevolge van een vrijwillige ontslagname of een vrijwillige beëindiging van de
beroepswerkzaamheden anders dan in loondienst wordt eveneens nawerking van een jaar
aangenomen, mits de belanghebbende reëel beschikbaar is voor de arbeidsmarkt.
Ten aanzien van personen die noch werkloos, noch ziek zijn (bijvoorbeeld vrijwillig
niet-actieven) is geen sprake van nawerking. Dit is ook het geval voor gedeeltelijk
arbeidsongeschikten van wie wordt verwacht dat zij hun restcapaciteit
benutten.