Onderwerp: Bezoek-historie

Bijzondere situatie: hulpbehoevendheid (SB1238)
Geldigheid:14-05-2014 t/m 14-01-2015Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Anw:

In beginsel ontstaat geen recht op nabestaandenuitkering en eindigt een bestaand recht op nabestaandenuitkering, als de nabestaande een gezamenlijke huishouding voert of gaat voeren. Op dit uitgangspunt geldt een uitzondering voor het voeren van een gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende (zorgrelatie).

Onder een gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende wordt verstaan:

  • de nabestaande die een gezamenlijke huishouding voert met een hulpbehoevende en de nabestaande of de overleden verzekerde een huishouding is gaan voeren met het doel de hulpbehoevende te gaan verzorgen; of
  • de nabestaande die hulpbehoevende is en een gezamenlijke huishouding voert met een ander en een huishouding is gaan voeren om door die ander te worden verzorgd.

Hulpbehoevende is de persoon die vanwege ziekte of een of meer stoornissen van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard blijvend niet in staat is een eigen huishouding te voeren omdat hij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen (artikel 1, onderdeel j Anw). De SVB heeft voor de toepassing van het begrip hulpbehoevende, mede op basis van de parlementaire geschiedenis, het volgende beleid vastgesteld.

Als hulpbehoevende wordt aangemerkt:

  • de persoon van wie reeds is vastgesteld dat hij vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard in aanmerking komt voor duurzame opname in een AWBZ-inrichting;
  • de persoon die vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard duurzaam is aangewezen op dagelijkse hulp bij alle of de meeste algemene dagelijkse levensverrichtingen, of op constant toezicht teneinde mogelijk gevaar voor zichzelf of voor anderen te voorkomen.

De SVB neemt aan dat van duurzaamheid in de hierboven bedoelde zin sprake is bij een medisch stabiele of verslechterende situatie of bij een situatie waarin op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. De SVB zoekt hiervoor aansluiting bij het duurzaamheidscriterium van artikel 4, tweede en derde lid WIA.

Er moet een causaal verband zijn tussen het gaan voeren van de gezamenlijke huishouding en de hulpbehoevendheid. Dit betekent dat betrokkenen de gezamenlijke huishouding moeten zijn gaan voeren juist vanwege de hulpbehoevendheid van een van beiden.

De SVB acht het causaal verband aanwezig indien bij aanvang van de gezamenlijke huishouding aan het hulpbehoevendheidscriterium werd voldaan. Betrokkene dient dit aannemelijk te maken. Aan de hand van het medisch dossier van de hulpbehoevende moet kunnen worden vastgesteld dat de vereiste causaliteit redelijkerwijs aanwezig is geweest.

Ingeval een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende bestaat recht op een inkomensafhankelijke nabestaandenuitkering van 50% van het netto minimumloon. Voor personen die onder het overgangsrecht Anw vallen, geldt dat van deze uitkering een bedrag gelijk aan 30% van het bruto minimumloon vrijgesteld is van vermindering wegens inkomen. Bij een verzoek om toepassing van de regeling inzake de zorgrelatie beoordeelt de SVB de hulpbehoevendheid slechts wanneer de inkomenspositie van de uitkeringsgerechtigde van dien aard is (geworden) dat de uitkering of de verhoging (ten dele) tot uitkering zou kunnen komen.

AOW:

In beginsel bestaat recht op een gehuwdenpensioen als een pensioengerechtigde een gezamenlijke huishouding voert of gaat voeren. Op dit uitgangspunt geldt een uitzondering als twee pensioengerechtigden een gezamenlijke huishouding gaan voeren omdat één van hen hulpbehoevend is. Er vindt op grond van artikel 17, tweede lid, van de AOW geen herziening van het ongehuwdenpensioen naar een gehuwdenpensioen plaats indien:

  • sprake is van zorg voor een pensioengerechtigde die hulpbehoevend is;
  • door deze zorg een gezamenlijke huishouding ontstaat van twee pensioengerechtigden; en
  • de pensioengerechtigde en de hulpbehoevende pensioengerechtigde ieder beschikken over een woning en daarvoor de financiële lasten dragen.

De CRvB heeft in een uitspraak van 28 december 2012 geoordeeld dat eveneens aan de voorwaarden voor de regeling van artikel 17, tweede lid AOW is voldaan indien de gezamenlijke huishouding wegens zorg is ontstaan voordat beide personen de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Uit deze uitspraak en de wetsgeschiedenis blijkt tevens dat deze regeling uitsluitend van toepassing is indien beide personen de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a AOW hebben bereikt. De SVB gaat ervan uit dat de regeling ook van toepassing is als slechts één van beide personen recht heeft op een AOW-pensioen.

Voor de vraag wie hulpbehoevend is in de zin van de AOW verwijst artikel 17, tweede lid AOW naar artikel 1, onderdeel j, van de Anw. Het op dit artikelonderdeel gebaseerde beleid is derhalve ook van toepassing in het kader van de AOW.

Voor de AOW is evenals voor de Anw een causaal verband vereist tussen het gaan voeren van de gezamenlijke huishouding en de hulpbehoevendheid. Dit betekent dat betrokkenen de gezamenlijke huishouding moeten zijn gaan voeren juist vanwege de hulpbehoevendheid van een van beiden. Het beleid dat ten aanzien van het causaal verband is geformuleerd voor de Anw is van overeenkomstige toepassing op de AOW.

Voor de AOW is tevens vereist dat de pensioengerechtigden ieder beschikken over een eigen woning en daarvoor de financiële lasten dragen. De SVB neemt aan dat aan deze voorwaarde niet wordt voldaan als een pensioengerechtigde zijn woning heeft verhuurd aan een derde. Aan de voorwaarde wordt wel voldaan als de pensioengerechtigde slechts een deel van zijn woning heeft verhuurd en het niet-verhuurde deel voor bewoning door hem beschikbaar blijft.

Grondslag

De tekst van de beleidsregels AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en de beleidsregels Internationaal is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 31 december 2013 en de stand van de jurisprudentie op 21 februari 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (de delen Awb en Overige onderwerpen) is niet aangepast.

artikel 1, onderdeel j, artikel 15 eerste lid, onder d en artikel 16, eerste lid, onder
b Anw en artikel 17, tweede lid AOW

Besluit beleidsregels SVB 2013

Naar boven