Beleidsregel
Als de betrokkene tegen het einde van de gestelde termijn nog niet
heeft voldaan aan een verzoek om informatie of medewerking van de SVB, verzendt de SVB eerst
een rappèl. Voldoet de betrokkene niet binnen de rappèltermijn aan het verzoek, dan legt de
SVB een maatregel op of geeft zij een waarschuwing (zie Deel I, Het opleggen van een
maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing, SB1102).
Blijkt uit de reactie van betrokkene dat er een wijziging in de omstandigheden is
opgetreden, of stelt de SVB dit op andere wijze vast, dan legt de SVB een boete op of geeft
zij een waarschuwing (zie de Deel I, Niet spontaan melden van relevante feiten en
omstandigheden, SB1101 en Het opleggen van een boete en het geven van een schriftelijke
waarschuwing, SB1103). Behalve het opleggen van een boete of maatregel gaat de SVB er in een
aantal gevallen toe over de uitkering te blokkeren, geheel of gedeeltelijk te schorsen of
geheel of gedeeltelijk in te trekken.
De Remigratiewet bevat niet de
mogelijkheid tot het opleggen van een maatregel of een boete dan wel het geven van een
waarschuwing. Wel dient de SVB, indien betrokkene de controlevoorschriften of de
informatieverplichting niet of niet behoorlijk nakomt, de betaling van de
remigratievoorzieningen te schorsen en onder bepaalde omstandigheden na zes maanden geheel
of gedeeltelijk in te trekken. Voor zover hieronder wordt gesproken over de oplegging van
een boete of maatregel of het geven van een waarschuwing, is dit niet van toepassing op de
uitvoering van de Remigratiewet. Hetgeen wordt gezegd over schorsing van de betaling en over
gehele of gedeeltelijke intrekking van de uitkering, geldt wel voor de
Remigratiewet.
Als de SVB geen tijdige reactie ontvangt op haar verzoek,
wordt veelal onzeker of nog aanspraak bestaat op de volledige uitkering. In die gevallen
past de SVB het volgende beleid toe. Als de betrokkene niet heeft gereageerd op het verzoek
en ook anderszins niets van zich heeft laten horen, wordt de betaling geschorst (zie Deel I,
Schorsing wegens twijfels aan de rechtmatigheid van de betaling, SB1093).
Een schorsing heeft steeds betrekking op (het gedeelte van) de uitkering waarvan
onzeker is of er nog aanspraak op bestaat.
Heeft de betrokkene binnen
drie maanden na de schorsing nog niet aan het verzoek voldaan, dan wordt de uitkering met
toepassing van artikel 17a, eerste lid, onder c, AOW, artikel 34, eerste lid, onder c, Anw
of artikel 14a, eerste lid, onder c, AKW geheel of gedeeltelijk ingetrokken. Artikel 14,
tweede lid van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet bepaalt dat de schorsing maximaal zes
maanden kan duren; indien het voortbestaan van het recht op remigratievoorzieningen na deze
termijn nog onzeker is moeten de voorzieningen op grond van artikel 13, eerste lid, onder c
van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken
Indien tot intrekking van de uitkering wordt overgegaan onderzoekt de SVB voorts of
de aanspraak op de uitkering reeds op een eerder moment is geëindigd dan het moment met
ingang waarvan de betaling werd geschorst.
Blijkt er een wijziging in de
omstandigheden te hebben plaatsgevonden waardoor de betrokkene al eerder geen aanspraak meer
had op de volledige uitkering, dan wordt de uitkering met ingang van een eerdere datum
geheel of gedeeltelijk ingetrokken. Daarnaast legt de SVB aan de betrokkene een boete op
(zie Deel I, Het opleggen van een boete en het geven van een schriftelijke waarschuwing,
SB1103). Is er sprake van een wijziging van de omstandigheden maar ontbreekt ieder
aanknopingspunt met betrekking tot het moment waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, dan
wordt de uitkering met toepassing van artikel 17a, eerste lid, onder c, AOW, artikel 34,
eerste lid, onder c, Anw dan wel artikel 14a, eerste lid, onder c AKW geheel of gedeeltelijk
ingetrokken met een terugwerkende kracht van maximaal een jaar. Ook in dat geval legt de SVB
een boete op.
Voldoet de betrokkene alsnog aan het verzoek van de SVB
nadat het schorsingsbesluit is genomen, doch voordat een intrekkingsbesluit onaantastbaar is
geworden, en kan hij aantonen dat hij al dan niet onafgebroken aanspraak op de volledige
uitkering heeft behouden, dan wordt de achterstallige uitkering aan hem uitbetaald. Dit
geldt zowel tijdens de bezwaartermijn bij de schorsingsbeschikking als wanneer de
schorsingsbeschikking rechtens onaantastbaar is geworden. Tevens wordt aan de betrokkene een
maatregel opgelegd omdat hij de controlevoorschriften niet is nagekomen (zie Deel I, Het
opleggen van een maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing, SB1102). De
achterstallige betaling wordt verricht onder toepassing van de maatregel.
Het kan voorkomen dat de betrokkene alsnog voldoet aan het verzoek nadat het
intrekkingsbesluit rechtens onaantastbaar is geworden. Als blijkt dat de betrokkene al dan
niet onafgebroken aanspraak op de volledige uitkering heeft behouden, dan herziet de SVB het
intrekkingsbesluit met een terugwerkende kracht van maximaal een jaar, behoudens een langere
termijn in gevallen waarin volgens de regels van Terugwerkende kracht van meer dan een jaar,
SB1070 sprake is van een bijzonder geval en hardheid. De SVB legt tevens een maatregel op of
effectueert een reeds genomen maatregelbesluit op de inmiddels hervatte uitkering. Dit is
slechts anders als het niet melden niet aan de betrokkene kan worden verweten.