Beleidsregel
Als de betrokkene tegen het einde van de gestelde termijn nog niet
heeft voldaan aan een verzoek om informatie of medewerking van de SVB, verzendt de SVB eerst
een rappèl. Voldoet de betrokkene niet binnen de rappèltermijn aan het verzoek, dan legt de
SVB een maatregel op of geeft zij, als is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3, derde
lid, Maatregelbesluit AOW, artikel 3, derde lid, Maatregelbesluit Anw of artikel 3, vierde
lid, Maatregelbesluit AKW, een waarschuwing.
Blijkt uit de reactie van
betrokkene dat er een wijziging in de omstandigheden is opgetreden, of stelt de SVB dit op
andere wijze vast, dan legt de SVB een boete op of geeft zij een waarschuwing (zie de Deel
I, § 7.4.2, § 7.5 en § 7.6). Behalve het opleggen van een boete of maatregel gaat de SVB er
in een aantal gevallen toe over de uitkering te blokkeren, geheel of gedeeltelijk te
schorsen of geheel of gedeeltelijk in te trekken.
De Remigratiewet bevat
niet de mogelijkheid tot het opleggen van een maatregel of een boete dan wel het geven van
een waarschuwing. Wel dient de SVB, indien betrokkene de controlevoorschriften of de
informatieverplichting niet of niet behoorlijk nakomt, de betaling van de
remigratievoorzieningen te schorsen en onder bepaalde omstandigheden na zes maanden geheel
of gedeeltelijk in te trekken. Voor zover hieronder wordt gesproken over de oplegging van
een boete of maatregel of het geven van een waarschuwing, is dit niet van toepassing op de
uitvoering van de Remigratiewet. Hetgeen wordt gezegd over schorsing van de betaling en over
gehele of gedeeltelijke intrekking van de uitkering, geldt wel voor de
Remigratiewet.
Als de SVB geen tijdige reactie ontvangt op haar verzoek,
wordt veelal onzeker of nog aanspraak bestaat op de volledige uitkering. In die gevallen
past de SVB het volgende beleid toe. Als de betrokkene niet heeft gereageerd op het verzoek
en ook anderszins niets van zich heeft laten horen, wordt de betaling geschorst (zie Deel I,
§ 6.6).
Een schorsing heeft steeds betrekking op (het gedeelte van) de
uitkering waarvan onzeker is of er nog aanspraak op bestaat.
Heeft de
betrokkene binnen drie maanden na de schorsing nog niet aan het verzoek voldaan, dan wordt
de uitkering met toepassing van artikel 17a, eerste lid, onder c, AOW, artikel 34, eerste
lid, onder c, Anw of artikel 14a, eerste lid, onder c, AKW geheel of gedeeltelijk
ingetrokken. Artikel 14, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet bepaalt dat de
schorsing maximaal zes maanden kan duren; indien het voortbestaan van het recht op
remigratievoorzieningen na deze termijn nog onzeker is moeten de voorzieningen op grond van
artikel 13, eerste lid, onder c van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet geheel of
gedeeltelijk worden ingetrokken
Indien tot intrekking van de uitkering
wordt overgegaan onderzoekt de SVB voorts of de aanspraak op de uitkering reeds op een
eerder moment is geëindigd dan het moment met ingang waarvan de betaling werd
geschorst.
Blijkt er een wijziging in de omstandigheden te hebben
plaatsgevonden waardoor de betrokkene al eerder geen aanspraak meer had op de volledige
uitkering, dan wordt de uitkering met ingang van een eerdere datum geheel of gedeeltelijk
ingetrokken. Daarnaast legt de SVB aan de betrokkene een boete op (zie Deel I, § 7.6). Is er
sprake van een wijziging van de omstandigheden maar ontbreekt ieder aanknopingspunt met
betrekking tot het moment waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, dan wordt de uitkering
met toepassing van artikel 17a, eerste lid, onder c, AOW, artikel 34, eerste lid, onder c,
Anw dan wel artikel 14a, eerste lid, onder c AKW geheel of gedeeltelijk ingetrokken met een
terugwerkende kracht van maximaal een jaar. Ook in dat geval legt de SVB een boete
op.
Voldoet de betrokkene alsnog aan het verzoek van de SVB nadat het
schorsingsbesluit is genomen, doch voordat een intrekkingsbesluit onaantastbaar is geworden,
en kan hij aantonen dat hij steeds aanspraak op de volledige uitkering heeft behouden, dan
wordt de achterstallige uitkering aan hem uitbetaald. Dit geldt zowel tijdens de
bezwaartermijn bij de schorsingsbeschikking als wanneer de schorsingsbeschikking rechtens
onaantastbaar is geworden. Tevens wordt aan de betrokkene een maatregel opgelegd omdat hij
de controlevoorschriften niet is nagekomen (zie Deel I, § 7.5). De achterstallige betaling
wordt verricht onder toepassing van de maatregel.
Het kan voorkomen dat de
betrokkene alsnog voldoet aan het verzoek nadat het intrekkingsbesluit rechtens
onaantastbaar is geworden. Als blijkt dat de betrokkene steeds aanspraak op de volledige
uitkering heeft behouden, dan herziet de SVB het intrekkingsbesluit met een terugwerkende
kracht van maximaal een jaar, behoudens een langere termijn in gevallen waarin volgens de
regels van § 5.2.1 sprake is van een bijzonder geval en hardheid. De SVB legt tevens een
maatregel op of effectueert een reeds genomen maatregelbesluit op de inmiddels hervatte
uitkering. Dit is slechts anders als het niet melden niet aan de betrokkene kan worden
verweten.