Beleidsregel
Voor kinderen tot 16 jaar die tot het huishouden van een
verzekerde behoren hoeft niet te worden aangetoond dat zij door de verzekerde worden
onderhouden. Voor uitwonende kinderen en kinderen van 16 jaar en ouder gelden de voorwaarden
van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag. Hierbij zijn van belang het inkomen van
het kind en, in gevallen waarin het niet vanzelfsprekend is dat een kind volledig voor
rekening komt van de verzekerde, de mate waarin de verzekerde daadwerkelijk bijdraagt in het
onderhoud.
Wat onder het inkomen van het kind moet worden verstaan is
omschreven in de Regeling inkomen kinderbijslag 1997. In artikel 3 van deze regeling is het
inkomen uit vakantiewerk tot een bepaald bedrag uitgezonderd van het inkomensbegrip.
Ingevolge artikel 3 is geen sprake van vakantiewerk als de arbeid ook buiten de
zomervakantie voor langere tijd wordt verricht. Voorts is geen sprake van vakantiewerk als
de arbeid deel uitmaakt van de studie of opleiding die het kind volgt. Uit de toelichting
bij de regeling blijkt, dat indien in de vakantieperiode meer wordt gewerkt dan voordien en
nadien gebruikelijk is, het meerwerk wel als vakantiewerk geldt. Verder hanteert de SVB het
volgende beleid. In de situatie waarin het kind tijdens de zomervakantie arbeid verricht in
aansluiting op arbeid die deel uitmaakt van een studie of opleiding, merkt de SVB deze
arbeid als vakantiewerk aan indien uit de stageovereenkomst of de leer-arbeidsovereenkomst
blijkt dat het kind niet verplicht is om de arbeid tijdens de zomervakantie voort te zetten.
Artikel 5 van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag bepaalt in
welke gevallen ten aanzien van uitwonende kinderen de mate van onderhoud dient te worden
aangetoond.
Tot een bijdrage van de verzekerde in de onderhoudskosten
worden ingevolge artikel 7, vierde lid AKW gerekend:
- een bijdrage van degene met wie de verzekerde een huishouden vormt;
- een bijdrage op grond van een alimentatieverplichting.
Uit vaste jurisprudentie van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 10
februari 1988) blijkt dat betalingen worden geacht gelijkelijk besteed te zijn voor de in
het betreffende huishouden verblijvende kinderen waarvoor aanspraak op kinderbijslag kan
bestaan. Indien in een huishouden zowel kinderen zijn waarvoor geen als kinderen waarvoor
wel een bewijs van onderhoud vereist is, worden de betalingen geacht gelijkelijk besteed te
zijn aan de kinderen waarvoor het onderhoud moet worden aangetoond.
Eveneens uit vaste jurisprudentie van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 12
december 1990) komt als vaste regel naar voren dat betalingen die in een bepaald kwartaal
zijn verricht worden geacht te zijn gedaan ten behoeve van de kosten van levensonderhoud in
dat betreffende kwartaal.
Indien derhalve in een kwartaal meer is betaald
dan het minimumbedrag voor een bepaalde onderhoudsnorm kan het 'overschot' volgens de
jurisprudentie van de CRvB in beginsel niet worden aangewend ter voldoening van de
onderhoudsbijdrage voor het volgende kwartaal. Volgens de uitspraak van de CRvB van 27
december 1995 kunnen betalingen verricht in een bepaald kwartaal wel beschouwd worden als
bijdrage voor een volgend kwartaal indien uit een vast systeem van betalingen valt af te
leiden dat de bijdrage niet anders dan (mede) bestemd kan zijn voor een volgend kwartaal.
Volgens het beleid van de SVB kunnen ook betalingen die in een bepaald kwartaal verricht
worden, maar naar hun aard strekken voor het gehele jaar, als onderhoudsbijdragen voor
volgende kwartalen beschouwd worden. Een voorbeeld hiervan is het schoolgeld dat de
verzekerde voor het gehele jaar ineens vooruit betaalt.
Gelden die worden
overgemaakt ten behoeve van het levensonderhoud kunnen volgens het beleid van de SVB in
beginsel niet met terugwerkende kracht alsnog worden bijgedragen. Hierop maakt de SVB de
volgende uitzonderingen:
- De verzekerde voldoet een
in rechte vaststaande vordering die betrekking heeft op een voorafgaand kwartaal, zoals een
door de rechter getroffen voorziening met betrekking tot alimentatie of een van
overheidswege vastgestelde bijdrage voor een kind dat in een instelling is geplaatst. De
betaling van een dergelijke vordering wordt toegerekend aan de kwartalen waarop deze
betrekking heeft ongeacht het moment waarop de vordering komt vast te staan.
- Voordat adoptie plaatsvindt, betalen de (pleeg)ouders vaak de kosten van
verzorging en overdracht van het kind. Deze betalingen kunnen worden toegerekend aan
kwartalen gelegen voor de datum van de betaling.
- Wanneer een kind
achteraf ten onrechte studiefinanciering blijkt te hebben genoten, wordt het recht op
studiefinanciering met terugwerkende kracht ingetrokken. De ten onrechte uitbetaalde
studiefinanciering wordt in het algemeen teruggevorderd. Indien over deze periode recht op
kinderbijslag bestaat voor een onderwijs volgend kind en de verzekerde de ten onrechte
uitbetaalde studiefinanciering heeft terugbetaald, kan dit worden aangemerkt als bijdrage in
de onderhoudskosten over de betrokken kwartalen.
Bij besluit van 1 december 2006 (Stb. 2006, 649) is artikel 7a toegevoegd aan het
Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag. Op grond van dit artikel hanteert de SVB een
fictieve onderhoudsbijdrage als het kind bij de verzekerde verblijft, terwijl het kind niet
tot het huishouden van verzekerde behoort. De verzekerde moet aannemelijk kunnen maken dat
het kind gedurende een bepaalde periode bij hem heeft verbleven. Feitelijk aantoonbare extra
uitgaven ten behoeve van het kind worden bij de fictieve onderhoudsbijdrage opgeteld. De SVB
hanteert deze regeling naar analogie als de verzekerde bij zijn kind verblijft en hij in de
drie kwartalen die aan dit verblijf voorafgaan heeft voldaan aan de
onderhoudsvoorwaarde.
Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat
onderhoudsbijdragen voor in het buitenland woonachtige kinderen op een voor de SVB eenvoudig
te controleren wijze dienen te hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat het voldaan hebben
van de onderhoudsbijdrage voor kinderen in het buitenland in beginsel slechts kan worden
aangetoond indien deze bijdragen door middel van een bankoverschrijving aan de verzorger van
het kind of het kind zelf in het betreffende land zijn overgemaakt. Kosten van overmaking
tellen overigens mee bij het vaststellen van de hoogte van de betaalde
onderhoudsbijdrage.
De SVB hanteert ter uitvoering van het vereiste van
de eenvoudige controleerbaarheid met betrekking tot het aantonen van onderhoudsbijdragen de
volgende voorwaarden.
- Slechts betalingen, die zijn
verricht via betalingsinstellingen en banken die op basis van het toepasselijke nationale
recht bevoegd zijn om financiële transacties te verrichten, worden door de SVB
geaccepteerd.
- Bij overschrijving van een bedrag van de rekening van de
verzekerde naar de rekening van de verzorger van het kind is het (internet)bankafschrift
voldoende bewijs voor het aantonen van de betaling.
- Bij storting op de
bankrekening van de verzorger van het kind of het kind, moet de verzekerde het
stortingsbewijs overleggen.
- Bij opname van een bedrag van de
bankrekening van de verzekerde moet de verzekerde een bankafschrift overleggen waaruit
blijkt dat het bedrag met de bankpas van de verzorger van het kind of van het kind is
opgenomen. Het nummer van die bankpas dient bekend te zijn bij de SVB.
- Bij overmaking van bedragen door tussenkomst van erkende intermediairs,
bijvoorbeeld via de Western Union Money Transfer, dienen zowel de storting door de
verzekerde als de opname door de verzorger van het kind of het kind zelf, te worden
aangetoond.
Slechts indien door uitzonderlijke
omstandigheden betaling via een erkende bank of betalingsinstelling niet mogelijk is mag ook
op andere wijze het voldaan hebben van de onderhoudsbijdrage worden aangetoond. Het is dan
echter aan de verzekerde om de onmogelijkheid van betaling op de voorgeschreven wijze
aannemelijk te maken. Ook zal verzekerde in die gevallen elke stap van de wijze van betaling
die door hem is gevolgd aan moeten tonen.
Postpakketten worden niet
geaccepteerd als middel om de onderhoudsbijdrage aan te tonen, aangezien deze wijze van
voldoen van de onderhoudsbijdrage voor de SVB oncontroleerbaar is.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en de beleidsregels Internationaal is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 31 december 2013 en de stand van de jurisprudentie op 21 februari 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (de delen Awb en Overige onderwerpen) is niet aangepast.
artikel 7 AKW, artikel 5, eerste lid en artikel 7a Besluit onderhoudsvoorwaarden
kinderbijslag, artikel 3 Regeling inkomen kinderbijslag 1997
Besluit beleidsregels SVB 2013