Onderwerp: Bezoek-historie

Onderwijs en vrijstellingen in de zin van de Leerplichtwet 1969 (SB1016)
Geldigheid:15-01-2015 t/m 06-09-2016Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van de Leerplichtwet 1969 zijn kinderen verplicht onderwijs te volgen tot zij een startkwalificatie hebben verkregen, door het behalen van een diploma op Havo, VWO of MBO2-niveau.

Voor kinderen die na 1 oktober 2009 16 jaar zijn geworden en die nog geen startkwalificatie hebben bestaat vanaf 1 januari 2010 uitsluitend recht op kinderbijslag als zij voldoen aan de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969. Voorts hebben wezen die na 1 oktober 2009 16 jaar zijn geworden vanaf 1 april 2010 recht op een wezenuitkering als zij voldoen aan voornoemde verplichtingen.

Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 wordt uitgeoefend door leerplichtambtenaren. Ten aanzien van kinderen die in Nederland wonen gaat de SVB er daarom vanuit dat aan de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969 wordt voldaan, tenzij de leerplichtambtenaar de SVB meedeelt dat dit niet het geval is. In dat geval beëindigt de SVB het recht op kinderbijslag of wezenuitkering. Dit recht herleeft met ingang van het kwartaal respectievelijk de maand waarin naar het oordeel van de leerplichtambtenaar opnieuw aan de verplichtingen wordt voldaan.

Nadat een kind van 16 of 17 jaar, dat na 1 oktober 2009 16 is geworden, een startkwalificatie heeft behaald, kan onder meer recht op kinderbijslag of wezenuitkering (blijven) bestaan als het kind een vervolgstudie volgt.

Voor een nadere invulling van het begrip vervolgstudie sluit de SVB aan bij de artikelen 4a en 4c van de Leerplichtwet 1969. Het kind moet zijn ingeschreven bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt (of een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat) en het kind moet de school geregeld bezoeken. Ten aanzien van deze laatste voorwaarde sluit de SVB aan bij het bepaalde in artikel 21 van de Leerplichtwet 1969. Dit betekent dat het kind een school niet geregeld bezoekt als het gedurende een periode van vier weken 16 uren les- of praktijkles zonder geoorloofde reden afwezig is. Als geoorloofde reden worden bijvoorbeeld de volgende omstandigheden beschouwd: ziekte van het kind, sluiting van de school, of tijdelijke ontzegging van de toegang tot de school bij wijze van tuchtmaatregel.

Uit artikel 7a AKW volgt dat de verzekerde geen recht op kinderbijslag heeft voor een kind, dat op de eerste dag van een kalenderkwartaal recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000. De SVB legt deze bepaling zo uit dat er ook geen recht op kinderbijslag bestaat als nog niet onherroepelijk is beslist op een aanvraag om studiefinanciering.

Kinderen in het buitenland

Voor kinderen die in het buitenland wonen en daarom niet onder het toezicht van een leerplichtambtenaar vallen, onderzoekt de SVB of het kind aan de volgende aan de Leerplichtwet 1969 ontleende verplichtingen voldoet:

  • ingeschreven zijn bij een school of instelling met een inschrijvings- en verzuimadministratie,
  • een opleiding volgen die leidt tot het behalen van een startkwalificatie,
  • de school geregeld bezoeken,
  • volledig dagonderwijs of een combinatie van leren en werken volgen.

De SVB gaat er vanuit dat met een opleiding een startkwalificatie kan worden behaald als is voldaan aan de volgende criteria:

  • deskundige begeleiding of toezicht door de onderwijsinstelling;
  • voorbereidend op enig examen, resulterend in een diploma of getuigschrift;
  • de mogelijkheid tot het beroepsmatig verrichten van activiteiten overeenkomstig de opleiding;

Algemeen vormend onderwijs dat wordt afgesloten met een examen resulterend in een diploma of getuigschrift en dat toegang geeft tot vervolgonderwijs of dat als minimumvereiste geldt voor een functie of beroep, wordt aangemerkt als onderwijs waarmee een startkwalificatie kan worden behaald.

Praktische lessen of werkzaamheden worden als opleiding beschouwd voor zover deze een verplicht karakter hebben en een integrerend onderdeel van het theoretische onderwijs vormen.

Ten aanzien van de voorwaarde dat een kind de school of instelling regelmatig bezoekt sluit de SVB aan bij het bepaalde in artikel 21 van de Leerplichtwet 1969 zoals hiervoor beschreven voor kinderen die een vervolgstudie in Nederland volgen. Als het onderwijs niet aan de bovenstaande criteria voldoet, maar dient als noodzakelijke voorbereiding op ander onderwijs dat wel aan de criteria voldoet, wordt deze vooropleiding door de SVB ook aangemerkt als onderwijs waarmee een startkwalificatie kan worden behaald.

Als een kind dat in het buitenland woont geen startkwalificatie heeft behaald en evenmin onderwijs volgt dat voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden kan recht op kinderbijslag bestaan als:

  • het in het bezit is van een getuigschrift of schooldiploma praktijkonderwijs;
  • het als zeer moeilijk lerend of meervoudig gehandicapt kind het speciaal onderwijs heeft bezocht;
  • zich een situatie voordoet die overeenkomt met een van de gronden waaronder de leerplichtambtenaar ingevolge de Leerplichtwet 1969 vrijstelling kan verlenen van de verplichting om ingeschreven te staan bij een school of instelling.

De SVB beoordeelt aan de hand van de feiten en omstandigheden van het individuele geval of betrokkene zich op een van deze gronden kan beroepen.

Als een kind dat in het buitenland woont een met een startkwalificatie gelijkgestelde opleiding heeft voltooid kan recht op kinderbijslag bestaan als het kind een vervolgstudie volgt. Of sprake is van een vervolgstudie beoordeelt de SVB aan de hand van de criteria die gelden voor een vervolgstudie in Nederland.

Uitwonend in verband met onderwijs of beroepsopleiding

Voor kinderen jonger dan 16 jaar kan recht op tweevoudige kinderbijslag bestaan indien zij in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding uitwonend zijn. Voor de vraag of sprake is van het volgen van onderwijs voor deze categorie kinderen, volgt uit een uitspraak van de CRvB van 13 augustus 2004 dat recht op tweevoudige kinderbijslag bestaat als het kind regulier dagonderwijs volgt dat substantieel van omvang is en in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften omtrent de leerplicht en de inrichting van het regulier onderwijs in het woonland. Als wettelijke leerplichtvoorschriften ontbreken, geldt als voorwaarde dat het onderwijs voldoet aan de normen van het land voor regulier dagonderwijs.

Onderbreking van de studie

Ten aanzien van kinderen die in het buitenland wonen of kinderen die een vervolgstudie doen leidt de SVB uit de jurisprudentie af dat bij een tijdelijke onderbreking van de opleiding, veroorzaakt door bijvoorbeeld studie-overgang of ziekte, het kind nog geacht wordt onderwijs te volgen (zie bijvoorbeeld CRvB 27 augustus 1986 en CRvB 25 juli 1990). De SVB beschouwt een onderbreking van de studie als tijdelijk als die minder dan zes maanden duurt en de opleiding zowel voor als na de onderbreking recht op kinderbijslag kan geven.

Grondslag

De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast.

artikel 26, tweede lid Anw, artikel 7, tweede lid onder a, b en c, artikel 7, derde
lid, onder a sub i, artikel 7a AKW

Besluit beleidsregels SVB 2014

Naar boven