Beleidsregel
Artikel 1, derde lid, onder b, AOW bepaalt dat als
ongehuwd wordt aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij
gehuwd is.
Artikel 3, tweede lid, Anw bepaalt dat een persoon die
duurzaam gescheiden leeft van degene met wie hij gehuwd is en een gezamenlijke huishouding
voert met een andere persoon, in het kader van die gezamenlijke huishouding als ongehuwd
moet worden aangemerkt.
Voor de toepassing van de AOW is het van belang
of de pensioengerechtigde gehuwd of ongehuwd is in verband met de hoogte van het
pensioenbedrag en het recht op toeslag. Indien een echtpaar waarvan beide partners
pensioengerechtigd zijn duurzaam gescheiden gaat leven, dienen beide gehuwdenpensioenen
verhoogd te worden tot het bedrag van het ongehuwdenpensioen. Als een pensioengerechtigde
aan wie een gehuwdenpensioen is toegekend, duurzaam gescheiden gaat leven heeft hij recht op
een ongehuwdenpensioen. Indien aan deze pensioengerechtigde tevens een recht op een toeslag
is toegekend, vervalt dit recht op toeslag.
Wanneer aan het duurzaam
gescheiden leven een einde komt, anders dan door overlijden, verlaagt de SVB beide
ongehuwdenpensioenen tot het bedrag van het gehuwdenpensioen of kent zij de toeslag weer
toe.
Voor de toepassing van de Anw is het van belang vast te stellen of
een persoon als gehuwd moet worden aangemerkt in verband met zowel het verkrijgen als het
vervallen van een recht op nabestaandenuitkering. Als een persoon aan wie een
nabestaandenuitkering is toegekend een gezamenlijke huishouding gaat voeren moet deze
persoon als gehuwd worden aangemerkt en vervalt het recht op nabestaandenuitkering.
Daarentegen kan door het overlijden van een echtgenoot een recht op nabestaandenuitkering
ontstaan voor de nog levende echtgenoot.
Voor de toepassing van de OBR
is het van belang of de rechthebbende gehuwd of ongehuwd is in verband met de hoogte van de
overbruggingsuitkering en het recht op partneruitkering. Indien een echtpaar waarvan beide
partners recht hebben op overbruggingsuitkering, duurzaam gescheiden gaat leven, dienen
beide uitkeringen verhoogd te worden tot het bedrag van een ongehuwdenuitkering. Als een
rechthebbende aan wie een overbruggingsuitkering voor gehuwden is toegekend, duurzaam
gescheiden gaat leven, heeft hij recht op een ongehuwdenuitkering. Indien aan deze
rechthebbende tevens een recht op een partneruitkering is toegekend, vervalt dit recht op
partneruitkering.
Wanneer aan het duurzaam gescheiden leven een einde
komt, anders dan door overlijden, verlaagt de SVB beide ongehuwdenuitkeringen tot het bedrag
van de uitkering voor gehuwden of kent zij de partneruitkering weer toe.
De Remigratiewet kent geen algemene bepaling op grond waarvan de remigrant die
duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot of geregistreerde partner leeft als ongehuwd wordt
aangemerkt. Wel sluit artikel 2, tweede lid Uitvoeringsbesluit Remigratiewet de gehuwde
remigrant die duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot of geregistreerde partner leeft, uit
van de algemene regel dat de gehuwde remigrant wiens echtgenoot of geregistreerde partner in
Nederland woont slechts voor voorzieningen op grond van de Remigratiewet in aanmerking kan
komen indien beide echtgenoten of partners tot remigratie overgaan.
Artikel 5 Remigratiewet bepaalt voorts dat indien de remigrant een partner heeft en
hij ophoudt met deze persoon een gezamenlijke huishouding te voeren, de remigrant en zijn
partner ieder een recht verkrijgen op remigratievoorzieningen voor een alleenstaande
remigrant. De SVB gaat er voor de toepassing van dit laatste artikel van uit dat een wettig
gehuwde remigrant of een remigrant met een geregistreerde partner pas is opgehouden met zijn
echtgenoot of partner een gezamenlijke huishouding te voeren als de remigrant volgens de
hieronder geformuleerde criteria duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot of partner
leeft.
Voor de toepassing van de TAS en de TNS is het onderhavige
begrippenkader van belang vanwege het feit dat bij overlijden van de persoon bij wie maligne
mesothelioom is vastgesteld de echtgenoot recht op uitkering kan hebben.
Het begrip duurzaam gescheiden leven ziet op een feitelijke situatie. Scheiding van
tafel en bed en echtscheiding zijn niet van belang indien daarvóór al sprake is van duurzaam
gescheiden leven.
Het begrip duurzaam gescheiden leven is nader
uitgewerkt in rechterlijke uitspraken. Uit onder meer de uitspraak van de HR van 10 februari
1960, leidt de SVB het volgende af. Voor het aannemen van duurzaam gescheiden leven is naast
de feitelijke toestand ook de wil van de echtgenoten van belang, tenzij er sprake is van
feitelijke onmogelijkheid tot hervatting van de samenleving (de CRvB heeft dit standpunt
nadien bevestigd in de uitspraken van 17 december 1987 en 6 december 1989).
Volgens de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 30 mei 1973, 5 september 1989
en 5 oktober 1989) is er sprake van duurzaam gescheiden leven in de situatie
waarin
- de echtelijke samenleving is geëindigd door
de wil van één of beide echtgenoten; én
- ieder afzonderlijk zijn eigen
leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd; én
- deze toestand
door één of beide echtgenoten als bestendig is bedoeld.
De wil van (een van) de echtgenoten noch de feitelijke toestand is op zichzelf
doorslaggevend. De samenleving wordt pas verbroken geacht als de wil daartoe zich naar
buiten toe uitdrukkelijk manifesteert of als zich een bestendige toestand van een verbroken
samenleving voordoet (zie in dit verband de uitspraken van de CRvB van 25 februari 1985 en
21 november 1990).
Op grond van deze jurisprudentie hanteert de SVB het
volgende beleid.
Gehuwden worden als duurzaam gescheiden levend
aangemerkt indien:
- er sprake is van een door (een
van) de echtgenoten gewilde en als bestendig bedoelde situatie waarbij de feitelijke
toestand uitwijst dat beiden een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk was,
of
- er sprake is van een door de echtgenoten ongewilde situatie waarbij
de samenleving onmogelijk is geworden en feitelijk en (naar gangbare objectieve maatstaven
beoordeeld) permanent is verbroken. Indien beide betrokkenen in laatstbedoelde situatie
evenwel aangeven bij voortduring als gehuwd te willen worden aangemerkt dan wordt deze wens
gerespecteerd, waarbij niet van belang is of betrokkenen zich nog als echtgenoten gedragen
en presenteren. Op een rechtens onaantastbare beschikking waarin is vastgesteld dat een
situatie van duurzaam gescheiden leven is ingetreden, komt de SVB uitsluitend terug indien
sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6
Awb of indien de beschikking onmiskenbaar onjuist moet worden geacht zoals bedoeld in SB1076
over terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de
belanghebbende.
Indien een van de echtgenoten
voor langere tijd ter verpleging is opgenomen in een verpleeghuis, maar deze situatie niet
op voorhand als onomkeerbaar is aan te merken, zal bij de beoordeling of sprake is van
duurzaam gescheiden leven ook acht worden geslagen op andere factoren, die erop duiden dat
niet de wil bestaat tot verbreking van de echtelijke samenleving, zoals regelmatig contact
en gemeenschappelijke financiën.
De Anw kent geen bepaling op grond
waarvan duurzaam gescheiden levende echtgenoten als ongehuwd moeten worden aangemerkt. Dit
heeft tot gevolg dat bij het overlijden van een van de duurzaam gescheiden levende
echtgenoten de andere echtgenoot als nabestaande kan worden aangemerkt. Er kan zich de
bijzondere situatie voordoen dat een gehuwde persoon duurzaam gescheiden leeft van zijn
echtgenoot en een gezamenlijke huishouding voert met een andere persoon. Ingevolge artikel
3, tweede lid van de Anw is hij dan gehuwd met degene met wie hij een gezamenlijke
huishouding voert. De SVB interpreteert artikel 3, tweede lid zo, dat hij als ongehuwd wordt
aangemerkt ten opzichte van de echtgenoot van wie hij duurzaam gescheiden leeft. Hij wordt
derhalve na het overlijden van de echtgenoot van wie hij duurzaam gescheiden leeft niet als
nabestaande aangemerkt. Hij wordt daarentegen wel als nabestaande aangemerkt na het
overlijden van degene met wie hij een gezamenlijke huishouding voert.
Een andere situatie waarmee rekening moet worden gehouden betreft de echtgenoot die
duurzaam gescheiden leeft en geen gezamenlijke huishouding voert. Deze blijft gehuwd met
zijn wettige echtgenoot, ook als deze wettige echtgenoot een gezamenlijke huishouding voert
met een ander. Dit leidt tot de bijzondere situatie dat als de wettige echtgenoot komt te
overlijden, zowel zijn echtgenoot waarvan hij duurzaam gescheiden leeft als zijn echtgenoot
in de zin van artikel 3, tweede lid, als nabestaande in de zin van de Anw recht kunnen
hebben op een uitkering. De SVB baseert deze interpretatie op de systematiek van de Anw, in
het bijzonder artikel 3, tweede lid.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast.
artikel 1, derde lid, onder b AOW, artikel 3, tweede lid Anw, artikel 1, derde lid OBR,
artikel 5 Remigratiewet, artikel 2, tweede lid Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, artikel 1,
derde lid TAS en artikel 1, derde lid TNS
Besluit beleidsregels SVB 2014