Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2276/GA, 22 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2276/GA

betreft: [klager] datum: 22 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Noordsingel te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep en het verslag van 3 december 2010, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord. De vestigingsdirecteur van de p.i. Noordsingel had zich toen afgemeld voor de zitting. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting, is
besloten dat de behandeling van het beroep werd aangehouden.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam, is de behandeling van het onderhavige beroep voortgezet. Ter zitting zijn verschenen klager en [...], plv. vestigingsdirecteur van de p.i. Noordsingel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een (1) ordemaatregel van plaatsing in afzondering in afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, (2) een ordemaatregel van ontzegging van bezoek voor de duur van dertien dagen en (3) het feit dat klager gedurende de tijd dat
hij
in afzondering verbleef niet mocht telefoneren met zijn advocaat.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zodra je een nieuwe celgenoot krijgt, vindt standaard eerst een celcontrole plaats. Dat is in dit geval niet gebeurd. De celinspectie vond plaats na één dag, toen de celgenoot – afkomstig uit een eenpersoonscel van de p.i. Noordsingel – al bij klager
verbleef. Klager heeft niets met de contrabande te maken. Alle urinecontroles zijn ook negatief. [A], werkzaam op de arbeidszaal, is op non-actief gesteld vanwege de verdenking van invoer van contrabande. Deze [A] heeft contrabande voor klagers
celgenoot ingevoerd. Hij is nog steeds werkzaam en voert mobiele telefoons en alcohol in. Klager heeft dit later vernomen van andere gedetineerden. Klagers celgenoot heeft later ook bevestigd dat [A] contrabande voor hem had ingevoerd. Klager heeft zes
dagen in afzondering verbleven omdat hij toen naar het penitentiair ziekenhuis moest. De ontzegging van het bezoek werd als straf opgelegd. Het bezoek gaat altijd door detectiepoorten en klager wordt na bezoek gevisiteerd. Klager wilde in de
afzonderingscel direct zijn advocaat bellen, maar dat mocht niet. Hij heeft het mobiele nummer van zijn advocaat en mag daarop ook op zaterdag bellen. Klager mocht ook niet bellen naar zijn vader, die al onderweg was om klager te bezoeken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef op een meerpersoonscel. Hij is daarom samen met zijn celgenoot verantwoordelijk voor hetgeen in de cel wordt aangetroffen. Klager en zijn celgenoot ontkenden dat de contrabande van hen waren. Bij een overplaatsing naar een
meerpersoonscel, vindt vooraf altijd een celinspectie plaats. Er is veel contrabande aangetroffen. Klager en zijn celgenoot hebben een afzonderingsmaatregel opgelegd gekregen om een onderzoek te starten. Er is ook een mobiele telefoon aangetroffen. Het
duurt een paar dagen om de mobiele telefoon uit te lezen. Een onderzoek van één week is daarom niet lang. Toen klager terugkwam van het ziekenhuis, was het onderzoek afgerond. De directeur heeft niet gevraagd van wie de schoen is en heeft klager of
zijn
celgenoot geen opdracht gegeven om de schoen te passen.
Klager heeft geen disciplinaire straf opgelegd gekregen, omdat de periode van de ordemaatregel hetzelfde zou zijn als de hoogte van de op te leggen disciplinaire straf. De afzonderingsmaatregel van de celgenoot is ook na zes dagen opgeheven. Het is
onjuist dat personeel, of [A], is ontslagen of op non-actief is gesteld. Er is wel een aantal onderzoeken geweest. Het feit dat [A] nog werkzaam is in de p.i. betekent dat hij van alle blaam is gezuiverd. In de bajes gaan vaker ‘verhalen’ rond. Met
betrekking tot het onderhavige beklag is geen onderzoek gedaan naar de invoer van contrabande. Klager heeft deze kennis nooit eerder gedeeld met het afdelingshoofd en komt er pas maanden later mee. Klager had zijn vermoeden sneller moeten delen,
bijvoorbeeld direct na zijn overplaatsing.
De maatregel van bezoekontzegging is bijna een primaire reactie als contrabande wordt aangetroffen. Het bezoekmoment is namelijk het contactmoment met de buitenwereld. Daarnaast wordt ook naar andere invoermogelijkheden gekeken.
Klager is zaterdag in de afzonderingscel geplaatst. Achteraf gezien had het klager toegestaan moeten worden om te telefoneren met zijn advocaat.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat tijdens een celinspectie contrabande is aangetroffen, namelijk een mobiele telefoon met oplader, twee kleine bolletjes hash, twee grote bolletjes hash, twee schoenen met uitgeholde hak, een
scheerapparaat zonder verzegeling en een simkaart. Als gevolg hiervan is aan klager en zijn celgenoot een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel opgelegd. De beroepscommissie acht het in een geval als het onderhavige aangewezen dat nader
onderzoek wordt gedaan naar de herkomst van de contrabande. In afwachting van de resultaten van dat onderzoek acht zij het opleggen van een ordemaatregel gerechtvaardigd. Voorts acht de beroepscommissie het geïndiceerd dat het onderzoek zo spoedig
mogelijk start en dat op korte termijn de noodzaak van een verdere voortduring van de ordemaatregel wordt getoetst. In dit geval is van enig resultaat van nader onderzoek niet gebleken. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat niet voldoende
voortvarend is gehandeld en dat de voortduring van de ordemaatregel na drie dagen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Gezien het vorenstaande zal dit beklagonderdeel gedeeltelijk gegrond worden verklaard.

Met betrekking tot de maatregel van ontzegging van bezoek oordeelt de beroepscommissie als volgt. Volgens artikel 38, vierde lid, juncto artikel 36, vierde lid, van de Pbw kan de directeur bepalen dat de toelating van een bepaalde persoon of bepaalde
personen aan de gedetineerde geweigerd kan worden indien dit noodzakelijk is voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. De maatregel dient gericht te zijn tegen een persoon of personen tegen wie de verdenking bestaat dat hij of zij
contrabande invoert/invoeren. Naar het oordeel van de beroepscommissie is noch ter zitting noch uit het dossier aannemelijk geworden dat er een verband is tussen de aangetroffen contrabande en het bezoek van klager. Bovendien had de directeur ook een
minder ingrijpende maatregel kunnen nemen waardoor het bezoek doorgang kon vinden, zoals bezoek achter glas. De beroepscommissie acht de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk en zal dit beklagonderdeel dan ook gegrond verklaren.

Ten aanzien van de klacht omtrent het niet mogen telefoneren met de advocaat overweegt de beroepscommissie dat klager, toen hem de onderhavige ordemaatregel werd opgelegd, heeft verzocht om telefonisch contact met zijn advocaat te mogen opnemen. Hij
heeft de noodzaak aangegeven, namelijk de oplegging van de ordemaatregel en er was kennelijk gelegenheid. Zo heeft de directeur ter zitting zelf ook beaamd dat klager in de gelegenheid gesteld had moeten worden om te telefoneren met zijn advocaat. Ook
dit beklagonderdeel zal daarom gegrond verklaard worden.
Gezien het vooroverwogene acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 35,=. Zij beslist derhalve als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart beklagonderdeel 1 deels gegrond en de beklagonderdelen 2 en 3 alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een
tegemoetkoming toekomt van € 35,=.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven