Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3446/GB, 4 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3446/GB

Betreft: [klager] datum: 4 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 mei 2007 gedetineerd. Hij verbleef laatstelijk in de gevangenis van de locatie Zoetermeer. Op 11 oktober 2010 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Hoogeveen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan niet instemmen met zijn overplaatsing. De selectiefunctionaris en de directeur hebben achter klagers rug om en zonder zijn belangen mee te wegen, besloten tot klagers overplaatsing naar Hoogeveen. Klager is over die voorgenomen overplaatsing
niet gehoord door de directeur of de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris heeft de door klager tegen de selectiebeslissing aangevoerde gronden niet meegewogen bij zijn beslissing op het bezwaarschrift. Klager werd pas één uur voor de
daadwerkelijke overplaatsing op de hoogte gebracht van die overplaatsing. Klager heeft nooit een inrichting van zijn voorkeur op kunnen geven. Door deze overplaatsing wordt klager belemmerd in zijn verdediging in zijn nog lopende strafzaak en in zijn
recht op “family- en private life”. Klager heeft in Hoogeveen, anders dan in Zoetermeer, niet de beschikking over een computer en de stukken in zijn strafzaak. Ook de verzending van die stukken en de computer naar Hoogeveen zijn niet met voorrang
geregeld. Klagers vrouw en kinderen die vanuit Amsterdam moeten komen, kunnen hem in Hoogeveen niet bezoeken door de grote afstand. Klager had daarom dichter bij Amsterdam moeten worden geplaatst. Nu de selectiefunctionaris dit niet heeft meegewogen,
is
er sprake van onzorgvuldige besluitvorming. De reden voor de overplaatsing, een gebrek in de beveiliging, klopt volgens klager niet. Hij verbleef sinds 10 maart 2010 in Zoetermeer. Klager heeft zich tijdens zijn detentie steeds opgesteld als
voorbeeldig
gedetineerde. Er is daarom geen aanleiding voor een ‘strafoverplaatsing’. Klager is van mening dat tot de overplaatsing is besloten omdat klager – in de ogen van de directeur – te veel klaagschriften indiende. De selectiefunctionaris heeft onzorgvuldig
gehandeld door klagers persoonlijke belangen buiten beschouwing te laten en niet in te gaan op zijn bezwaren. Ten aanzien van de gebrekkige beveiliging geldt dat de directeur heeft verklaard dat de overklimbeveiliging op 17 oktober 2010 was gerepareerd
en er dus geen beveiligingsproblemen meer zouden zijn. Klager vraagt de beroepscommissie het beroep gegrond te verklaren en te bepalen dat hij zal worden teruggeplaatst naar de locatie Zoetermeer.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de locatie Zoetermeer. Klager staat vermeld op de lijst van gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico (GVM-lijst) met de status “verhoogd”. De gevangenis van de locatie Zoetermeer is een inrichting waar gedetineerden
met
deze status mogen verblijven. Omdat op 10 oktober 2010 de overklimbeveiliging van de inrichting defect raakte en de beveiliging niet meer optimaal was, is op verzoek van de directeur besloten om klager over te plaatsen. Klager heeft een problematisch
detentieverleden. Eerder heeft hij zich aan zijn detentie onttrokken – in de periode van 6 januari 2002 tot 21 mei 2007 - en vervolgens heeft hij toen hij in de locatie De Schie te Rotterdam verbleef, een ontsnappingspoging ondernomen. Klager is
vervolgens in de EBI te Vught geplaatst. Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en er is sprake van een vervolgstraf van zeventig dagen. Klager functioneert redelijk in de inrichting. Zijn verblijfstatus is illegaal.
Klager is van mening dat de overplaatsing onrechtmatig is. Indien zich onregelmatigheden voordoen inzake de beveiliging hoeft de directeur geen overleg te plegen met de gedetineerde om tot een overplaatsingsvoorstel te komen. In dit geval diende met
spoed een beslissing te worden genomen en klager is geselecteerd voor de inrichting waar op dat moment plaats voor hem was, te weten de gevangenis van de p.i. Hoogeveen. Verzoeker hoeft hier uiteraard niet tot het einde van zijn detentie te verblijven.
Het beroep van klager zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Hoogeveen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Vaststaat dat klager staat vermeld op de zogenaamde GVM-lijst met de status verhoogd. Gedetineerden met een dergelijke status dienen, gelet op de specifieke beveiligingsvoorwaarden, slechts in bepaalde inrichtingen te worden geplaatst. Zowel de
gevangenis van de locatie Zoetermeer als de gevangenis van de p.i. Hoogeveen is een zodanig beveiligde inrichting.
De beslissing om klager, omdat het beveiligingssysteem niet meer aan de eisen voldeed, over te plaatsen naar een andere inrichting met een adequaat beveiligingsniveau, is niet onredelijk of onbillijk te achten. Vervolgens moet worden beoordeeld of de
overplaatsing naar de p.i. Hoogeveen de toets van de redelijkheid en billijkheid kan doorstaan. De selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat er (feitelijk) sprake was van een noodsituatie en dat klager direct diende te worden overgeplaatst. Om die
reden
is gekozen voor de inrichting waar op dat moment plaats was, te weten de p.i. Hoogeveen. Klager stelt daar tegenover dat door die overplaatsing naar Hoogeveen zijn familie- en privéleven zodanig wordt beperkt, dat die belangen zwaarder zouden hebben
moeten wegen en dat gekozen had moeten worden voor overplaatsing naar een inrichting dichter bij Amsterdam.
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat er, ten tijde van het defect raken van de overklimbeveiliging in Zoetermeer, geen openstaande plaats was in een andere geschikte inrichting dan in de gevangenis van de p.i. Hoogeveen. Gelet
daarop mocht de selectiefunctionaris het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van klagers detentie in dit geval zwaarder laten wegen dan de door klager aangevoerde privébelangen. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang
bezien, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, zeker nu de selectiefunctionaris heeft
aangegeven dat de plaatsing in de p.i. Hoogeveen een tijdelijk karakter kan hebben.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven