Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2377/TB-tussenbeslissing, 2 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2377/TB-tussenbeslissing

betreft: [klager] datum: 2 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 augustus 2010 van de toenmalige Minister van Justitie, verder te noemen verweerder. In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. drs. L.S. Wachters, en namens verweerder, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
[...] behandelcoördinator bij de Pompestichting was verhinderd om de zitting bij te wonen. Hij is voorafgaande aan de zitting als getuige-deskundige gehoord door de beroepscommissie.
Ter zitting heeft de voorzitter een samenvatting gegeven van hetgeen de heer Braun heeft medegedeeld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft het verzoek van klager tot overplaatsing van 27 juli 2010 naar een reguliere behandelinrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 27 juli 1989 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 3 oktober 1991 is klager geplaatst in het FPC Dr. S. van Mesdag. Klager is op 16 januari 2006
vanuit het FPC Oldenkotte geplaatst in de longstayvoorziening van De Rooyse Wissel te Maastricht. Verweerder heeft op 3 juni 2008 klagers verzoek om overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting of het PBC ter observatie, afgewezen. Bij
beschikking van 25 juli 2010 is klager overgeplaatst naar een longstayafdeling van het FPC de Pompestichting.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Niet alle behandelmogelijkheden in het FPC Oldenkotte en het FPC Veldzicht zijn volledig benut. In de pro justitia rapportage van 6 oktober 2006 van de heer Zwemstra wordt opgemerkt dat libidoremmende medicatie nog een behandelmogelijkheid is, waar
geen
gebruik van is gemaakt. Klager heeft onlangs op eigen initiatief hierover een gesprek gehad met de psychiater. Gezien de openstaande behandelmogelijkheden is de afwijzing van het overplaatsingsverzoek onredelijk en onbillijk. Subsidiair is verzocht om
een onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC) om te bezien of klager overgeplaatst kan worden naar een behandelafdeling. Klager verblijft langer dan drie jaar op een longstayafdeling en hij komt in aanmerking voor een herbeoordeling als bedoeld in het
Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009 (hierna: Beleidskader). De raadsvrouw verwijst naar een uitspraak van de beroepscommissie van 15 november 2010, 10/1385/TB. Nu de herbeoordeling te lang uitblijft, dient het beroepschrift in
ieder geval op dit punt gegrond te worden verklaard. Klager dient een financiële tegemoetkoming te worden toegekend.

Namens verweerder is het volgende standpunt naar voren gebracht.
Vanwege een behandelimpasse is klager is bij besluit van 29 juni 2010 in een longstayafdeling van De Pompestichting geplaatst. In De Pompestichting zal aandacht blijven bestaan voor eventuele behandelmogelijkheden. Klager zal naar verwachting in
juni/juli 2011 worden herbeoordeeld in het kader van het Beleidskader. De tbs-gestelden die het langst in de longstay verblijven komen het eerst in aanmerking voor herbeoordeling. Alleen op grond van behandelinhoudelijke argumenten kan voorrang worden
verleend bij de herbeoordeling. Klager is niet in zijn behandeling geschaad. Er is regelmatig over hem gerapporteerd en hij is recentelijk overgeplaatst.
Klager zit redelijk goed op z’n plaats in de longstay. De structuur doet hem goed. Er zijn geen incidenten, wel is af en toe wat ‘duw- en trekwerk’ nodig. Klager probeert in alles zijn wil op te leggen en dat geeft veel dynamiek op de afdeling, maar
tot
ernstige incidenten heeft dat niet geleid.
Zonder structuur, zal de situatie met klager snel uit de hand zal lopen. De kans dat het op korte termijn zal verbeteren is niet groot. Op enig moment zal klager in aanmerking komen voor een nieuwe risicotaxatie, maar klager zal eerst moeten
stabiliseren. Hij moet behandeld willen worden en deze motivatie moet voor langere periode zichtbaar zijn.

4. De beoordeling
Klagers beroep houdt in dat a. een herbeoordeling als bedoeld in het Beleidskader te lang uitblijft en b. zijn verzoek tot overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting, dan wel overplaatsing naar het PBC, ten onrechte is afgewezen.

Voor wat betreft a. wordt het volgende overwogen.
In het ministeriële Beleidskader van 19 januari 2009, dat op
1 juni 2009 in werking is getreden, is ter versterking van de rechtspositie van de patiënten longstay forensische zorg (hierna: lfz-patiënten) een periodieke, driejaarlijkse toets geïntroduceerd, waarbij door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van
de longstaystatus nog gerechtvaardigd is.

Niet in geding is dat klager op 1 juni 2009 langer dan drie jaar in een longstayvoorziening verbleef en daarom in aanmerking komt voor een herbeoordeling als bedoeld in het genoemde Beleidskader.

In eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie geoordeeld dat een overgangsperiode van een jaar, gerekend vanaf 1 juni 2009, acceptabel geacht moet worden voor de implementatie van voornoemd Beleidskader en dat dit met zich meebrengt dat bij
herbeoordelingen vanaf 1 juni 2010 waarbij de termijn van drie jaar wordt overschreden, de termijnoverschrijding in beginsel als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.

Klager verblijft sinds augustus 2007 in een longstayvoorziening. De herbeoordeling van zijn longstaystatus heeft nog niet plaatsgevonden en namens de Minister is aangekondigd dat deze waarschijnlijk pas in het tweede kwartaal van 2011 zal plaatsvinden.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep in zoverre gegrond zal worden verklaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat in gevallen als deze een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend, waarvan de hoogte wordt vastgesteld op een bedrag van € 75,= per maand vanaf 1 juni 2010 tot de herbeoordeling.

Voor wat betreft b. wordt het volgende overwogen.
Klagers tbs is aangevangen toen hij 23 jaar was. Klager bevindt zich thans ruim 19 jaar in tbs-klinieken, waarvan meer dan 6 jaar op een longstay-afdeling.
Aan het verlengingsadvies van FPC Veldzicht van 24 november 2008 en de brief van FPC Veldzicht van 24 maart 2010 met het verzoek tot overplaatsing van klager zijn de volgende, voor de beoordeling relevante, ontwikkelingen en factoren te ontlenen.
Klager
is in staat een goede dagelijkse structuur in stand te houden en heeft weinig externe structuur nodig, hij regelt zijn financiële zaken adequaat en zelfstandig, er is geen sprake van verslavingen en klager is in staat een langdurige stabiele relatie te
onderhouden. Voorts is klager op eigen initiatief overgegaan tot het gebruik van een antidepressivum en is hij bereid libidoremmende middelen te gebruiken indien dat in het kader van zijn behandeling zinvol zou zijn. Klagers antisociale
persoonlijkheidsstoornis is enigszins verbleekt. De omstandigheid dat de zogeheten Schema Focus-therapie, aan de hand waarvan klagers behandelbaarheid had kunnen worden beoordeeld, niet is afgerond, kan niet zonder meer op het conto van klager worden
geschreven.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat het noodzakelijk is dat klagers behandelmogelijkheden op een reguliere tbs-afdeling worden onderzocht en dat het PBC als daartoe meest geëigende instantie kan worden aangemerkt. Het namens
klager gedane subsidiaire verzoek zal derhalve worden toegewezen.
De beoordeling van het primaire verzoek zal worden aangehouden voor maximaal zes maanden.

Het is aan verweerder om te bepalen of het PBC-onderzoek al dan niet wordt aangemerkt als een herbeoordeling als bedoeld in het eerdergenoemde Beleidskader.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt met betrekking tot a. de aan klager ten laste van verweerder toekomende tegemoetkoming op € 75,= per maand vanaf 1 juni 2010 tot de datum van
herbeoordeling.
De beroepscommissie gelast verweerder ten aanzien van het beroep onder b. om klager in het PBC te doen opnemen teneinde zijn behandelmogelijkheden op een reguliere tbs-afdeling te doen onderzoeken en houdt de beoordeling van het beroep voor het overige
aan voor een periode van maximaal zes maanden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 2 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven