nummer: 10/1385/TB
betreft: [klager] datum: 15 november 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 12 mei 2010 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens de Minister, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van het ministerie van Justitie en [...], hoofd behandeling bij de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. De behandelaar [...] is toen de behandeling van het beroep al plaatsvond ter zitting verschenen en gehoord.
Omdat het lid mr. dr. E.J. Hofstee verhinderd was om ter zitting te verschijnen, zal hij op grond van de stukken de zaak medebeoordelen. Klager, mr. S.O. Roosjen en de vertegenwoordigers van het hoofd van de inrichting hebben verklaard hiermee akkoord
te gaan.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting afgewezen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak d.d. 30 juni 1999 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Het betreft klagers derde tbs.
Op 9 januari 1989 is klagers tweede tbs door de rechtbank contrair beëindigd. Na klagers nieuwe veroordeling is hij op 17 juli 2002 geplaatst in de Pompestichting te Nijmegen.
Bij schrijven van 20 augustus 2004 heeft de Pompestichting klager aangemeld voor plaatsing in een longstayvoorziening.
Bij advies van 3 december 2004 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de eindverantwoordelijke behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. De Minister heeft op 15
november 2005 beslist klager in een longstayvoorziening van FPC De Rooyse Wissel te Maastricht te plaatsen. Deze plaatsing is op 4 januari 2006 gerealiseerd. In verband met de opheffing van de longstayvoorziening te Maastricht is klager bij beslissing
van 7 mei
2009 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.
Bij brief van 27 april 2010 heeft klager verzocht om overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling.
De Minister heeft dit verzoek bij besluit van 12 mei 2010 afgewezen.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Vrij recent is bij klager vastgesteld dat hij lijdt aan het syndroom van Asperger, hetgeen implicaties zal hebben voor zijn behandeling. Klager dient met een dergelijke aandoening anders benaderd te worden. Ook kunnen reacties van klager in het
verleden
mogelijk nu anders en beter worden ingeschat. Als vanaf het begin wel rekening was gehouden met het syndroom van Asperger, zou de behandeling mogelijk wel zijn gelukt. In de Dr. S. van Mesdag wordt op een speciale afdeling een op autisten gerichte
behandeling geboden. Verzocht wordt om klager op die afdeling te plaatsen en aan hem die behandeling aan te bieden. Klager voelt zich niet serieus genomen in de longstayvoorziening van de Pompestichting.
Klager is geen voorstander van medicatie, maar als medicatie een serieuze optie zou kunnen zijn om uit de longstay te komen, zou hij daar serieus over willen nadenken.
Gesteld is dat het contact met vrouwen niet goed verloopt en dat zij bang zijn om met hem in één ruimte te verblijven. Klager kan deze stelling niet plaatsen. Er is nog nooit iets van gebleken. Er werken twee vrouwen in Vught en hij ziet hen alleen bij
het eten. Klager wil graag concrete voorbeelden.
Hij is veel rustiger geworden en schildert graag.
Verzocht wordt om klager een nieuwe behandelkans in de Van Mesdag te bieden en hem een schadevergoeding te bieden.
Dat klager pas in het tweede kwartaal van 2011 herbeoordeeld zal worden, is in strijd met de jurisprudentie van de beroepscommissie. Indien die herbeoordeling positief zal zijn en tot resultaat zal hebben dat klager wordt overgeplaatst naar een
behandelafdeling, dan is de beslissing van de Minister niet onredelijk of onbillijk.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De longstayvoorziening van de Pompestichting heeft gegevens aangeleverd ten behoeve van de herbeoordeling van klagers longstaystatus. Er is nog geen exacte datum bekend waarop de herbeoordeling zal plaatsvinden. Verwacht wordt dat dit in het tweede
kwartaal van 2011 zal plaatsvinden. De diagnose Asperger heeft niet veel invloed op klagers behandeling en ook niet op de inschatting van het recidiverisico. Aan de Van Mesdag zou advies kunnen worden gevraagd, waarop bij de behandeling dient te worden
gelet. Als klager behandeld zou worden in de Van Mesdag, zal hij leren hoe er mee om te gaan. De kans dat klager uit de tbs zal worden ontslagen, wordt niet hoog ingeschat.
Klagers gedrag naar vrouwen is een probleem. Hij wordt snel te persoonlijk en komt fysiek te dichtbij. Vrouwen zijn niet graag met hem in één ruimte. Dit is weergegeven in de wettelijke aantekeningen. Dit gedrag wordt door klager niet herkend en dat
maakt het moeilijk. Klager veegt het van tafel. De waarneming van klager is anders dan die van het personeel. Dit heeft te maken met de diagnose syndroom van Asperger. In de behandeling in de longstayvoorziening wordt niet alleen naar de
persoonlijkheidsproblematiek gekeken, maar ook naar het syndroom van Asperger.
Betwist wordt dat klager niet serieus wordt genomen.
Klager voldoet nog steeds aan de criteria voor plaatsing in een longstayvoorziening. Overplaatsing naar de Van Mesdag levert geen meerwaarde op. In de behandeling zullen de behandelaars alert zijn op het syndroom van Asperger.
Klager staat wel op de wachtlijst voor herbeoordeling. Als er speciale redenen zijn om af te wijken van de wachtlijst, dan wordt dit gedaan. In dit geval waren er geen redenen om de herbeoordeling naar voren te halen. Erkend wordt dat de herbeoordeling
van
klagers longstaystatus, gelet op eerdere uitspraken van de beroepscommissie, te laat plaatsvindt. Als dit zou leiden tot gegrondverklaring van het beroep zou dit een onredelijke uitkomst zijn. Dan zou net zo goed niet herbeoordeeld hoeven te worden.
4. De beoordeling
Klagers beroep houdt in dat a. een herbeoordeling als bedoeld in het Beleidskader longstay forensisch zorg te lang uitblijft en b. dat zijn verzoek tot overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting ten onrechte is afgewezen.
Voor wat betreft a. wordt het volgende overwogen.
In het ministeriële Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009, dat op
1 juni 2009 in werking is getreden, is ter versterking van de rechtspositie van de patiënten longstay forensische zorg (hierna: lfz-patiënten) een periodieke, driejaarlijkse toets geïntroduceerd, waarbij door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van
de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Daarbij zal de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde worden onderzocht en wordt bezien of er nieuwe interventies, medicijnen of andere omstandigheden zijn waardoor een op resocialisatie
gerichte behandeling alsnog zou kunnen aanslaan. Voorwaarde bij de periodieke toets is dat de beoordelaar niet alleen het volledige dossier toetst maar de verpleegde ook heeft gezien.
Uit eerdere rechtspraak, waaronder 09/1677/TB van 29 december 2009, volgt dat de beroepscommissie zich bevoegd acht beroepen te behandelen die zijn gericht tegen het uitblijven van een herbeoordeling, de periodieke toets naar de behandelingsvatbaarheid
van de betreffende ter beschikking gestelde, en het uitblijven van een wenselijk geachte overplaatsing van een lfz-voorziening naar een behandelinrichting dan wel van plaatsing in, of overplaatsing naar, een lfz-differentiatie, mede in aanmerking
genomen dat lfz-patiënten aan het Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009 aanspraken kunnen ontlenen.
Niet in geding is dat klager op 1 juni 2009 langer dan drie jaar in een longstayvoorzie-ning verbleef en daarom in aanmerking komt voor de herbeoordeling als bedoeld in het genoemde beleidskader.
Uit 09/1677/TB d.d. 29 december 2009 volgt dat een overgangsperiode van een jaar, gerekend vanaf 1 juni 2009, acceptabel geacht moet worden voor de implementatie van voornoemd beleidskader en dat dit met zich meebrengt dat herbeoordelingen vanaf 1 juni
2010 waarbij de termijn van drie jaar wordt overschreden, in beginsel als onredelijk of onbillijk moeten worden aangemerkt.
Klager verblijft sinds 4 januari 2006 in een longstayvoorziening. De herbeoordeling van zijn longstaystatus heeft nog niet plaatsgevonden en namens de Minister is aangekondigd dat deze waarschijnlijk pas in het tweede kwartaal van 2011 zal
plaatsvinden.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep in zoverre gegrond zal worden verklaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat in gevallen als deze een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend, waarvan de hoogte wordt vastgesteld op een bedrag van € 75,= per maand vanaf 1 juni 2010 tot de datum van herbeoordeling
respectievelijk
de eventuele datum van plaatsing in een behandelinrichting.
Voor wat betreft b. wordt het volgende overwogen.
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is de beslissing van de Minister tot afwijzing van een verzoek van een verpleegde om overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting vatbaar voor beroep.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Vast staat dat bij klager recent de diagnose syndroom van Asperger is gesteld en dat hem daarvoor niet eerder een op die stoornis gerichte behandeling in een behandelinrichting is geboden. De beroepscommissie is van oordeel dat een longstayinrichting
niet toegerust is om klager een specifiek op deze stoornis gerichte behandeling te bieden.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen moet de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard. De vaststelling dat het beroep gegrond is, volstaat. De beroepscommissie ziet geen reden om klager overigens een tegemoetkoming toe te kennen.
De beroepscommissie acht het wenselijk dat klager overgeplaatst wordt naar een tbs-inrichting die klager een op zijn autismestoornis toegesneden behandeling kan bieden, bij voorkeur de Dr. S. van Mesdag te Groningen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. en b. gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt met betrekking tot a. de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 75,= per maand vanaf 1 juni 2010 tot de datum waarop herbeoordeling of plaatsing in een behandelinrichting zal plaatsvinden.
Zij bepaalt dat klager met betrekking tot b. geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 november 2010
secretaris voorzitter