Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2019/GA, 7 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2019/GA

betreft: [klager] datum: 7 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.M.L. Theelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 juli 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Haarlem.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de medische hulp voor klagers ogen onvoldoende is.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Bij het verkrijgen van medische verzorging is een gedetineerde in eerste instantie altijd afhankelijk van de medewerking en het handelen van de p.i. zelf. Er kleeft dus wel degelijk een verantwoordelijkheid aan het handelen van de p.i. met betrekking
tot medische verzorging. Dit ziet onder andere toe op het inhuren van medische diensten waarmee de bereikbaarheid valt of staat. Inhoudelijk wordt verwezen naar het Inspectierapport van 8 juli 2009 omtrent de p.i. Haarlem. De klacht is op formele
gronden ongegrond verklaard. Ten overvloede wordt nog een oordeel gegeven over de feitelijke klacht. Deze overweging heeft geen enkele waarde. Het ontbreekt de beklagcommissie aan medische expertise om een materieel oordeel uit te spreken.
Klager is afhankelijk van de betrokken p.i.w.-ers. Bij gebruik van oogdruppels en oogzalf is het toedienen onder hygiënische omstandigheden van groot belang. De medische aandoening van klager komt neer op het loslaten van zijn netvlies. Tevens is
algemeen bekend dat allergische reacties op conserveermiddelen in oogdruppels en oogzalf met zich meebrengen dat het gebruik van het betreffende middel onmiddellijk gestaakt dient te worden. Zorgvuldigheid bij het bestellen van medicijnen is dan ook
van
belang. Inmiddels is klager sinds 1 juli 2010 overgeplaatst naar het Justitieel Medisch Centrum Haaglanden (JCM). Daarmee wordt in ieder geval duidelijk dat de mogelijk te verstrekken zorg in de p.i. Haarlem onvoldoende wordt geacht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Pas op 21 juni 2010 heeft klager geklaagd over het feit dat hij hulp nodig had bij medicatietoediening aan zijn ogen. Klager is op 25 juni 2010 overgeplaatst naar het JCM. De directeur verbaast zich erover dat klager, tijdens zijn huidige detentie, op
22 juni 2010 een doorverwijzing van zijn huisarts heeft gekregen. De klacht betreffende het medisch handelen is door de beroepscommissie op 21 juni 2010 reeds ongegrond verklaard (kenmerknummer 10/1320/GM). Inmiddels verblijft klager in de p.i. te
Alphen aan den Rijn.

3. De beoordeling
Klager stelt zich op het standpunt dat de geboden medische hulp onvoldoende is. Op grond van de artikelen 28 en 29 van de Penitentiaire Maatregel kan de gedetineerde beroep instellen tegen medisch handelen, nadat eerst aan de Medisch Adviseur verzocht
is te bemiddelen in de klacht. De overweging van de beklagcommissie dat klager niet kon worden ontvangen in zijn klacht is daarmee juist. Echter, de beklagcommissie had de klacht behoren door te zenden naar de Medisch Adviseur. De beroepscommissie was
voornemens dit alsnog te doen, echter ter zitting is gebleken dat de klacht betreffende het medisch handelen reeds behandeld is door de beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire Maatregel. De beroepscommissie beslist derhalve als
volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven