Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1320/GM, 23 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1320/GM

betreft: [klager] datum: 23 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Boorder, advocaat te Den Haag, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 mei 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juni 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Haarlem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en verzocht om aanhouding van de zaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 april 2010, betreft het ontbreken van adequate medische verzorging van klagers ogen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd.
De verzorging in de p.i. Haarlem is achterwege gebleven. Hierdoor zijn de ogen van klager ontstoken geraakt. Hij werd onvoldoende geholpen, ook toen bleek dat hij het niet alleen kon. Ook nadat de aandoening is geconstateerd en druppels zijn
voorgeschreven, blijft van klager verwacht worden dat hij de druppels eigenhandig en alleen toedient. Het gevaar voor verergering blijft hierdoor aanwezig.
Ter zitting heeft klager hieraan toegevoegd dat hij niet zelf enige zalf in zijn ogen wil smeren. Enerzijds uit hygiënische overwegingen, anderzijds omdat hij niet kan zien hoeveel zalf hij gebruikt. Hij wil dat een ander het bij hem doet. De medische
dienst heeft aangegeven geen tijd te hebben de zalf bij klager aan te brengen. Klager heeft nooit geleerd dit zelf te doen. Hij heeft het ook nooit zelf hoeven doen. Klager mag geen middel gebruiken waaraan een conserveringsmiddel is toegevoegd. Klager
heeft zijn verzoek om bemiddeling ingediend op de dag dat de arts aangaf dat klager het nu zelf moest gaan doen. Voordien werd de zalf twee maal daags door de medische dienst aangebracht. Klager weigert met zijn vingers aan zijn oog te zitten.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 16 april 2010 naar het ziekenhuis geweest omdat hij klaagde over een verhoogde druk achter zijn rechter oog. Daar is niets gezegd over uitgedroogde ogen. Wel heeft klager te horen
gekregen dat hij zijn ogen zelf kon zalven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding van de inrichtingsarts van de p.i. Haarlem derhalve af.

De beroepscommissie stelt vast dat het beroep zich toespitst op de vraag of het handelen van de inrichtingsarts, inhoudende dat hij niet langer de oogzalf bij klager (laat) aanbrengen, maar heeft aangegeven dat klager dit van nu af aan zelf moet doen,
moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
De beroepscommissie stelt vast dat dit niet het geval is. Weliswaar heeft klager jarenlang de medicatie door anderen laten aanbrengen, dit laat echter onverlet dat klager in staat geacht moet worden dit, zeker nu hij dienaangaande instructie heeft
gekregen, zelf te gaan doen. Van enige noodzaak dit door iemand van de medische dienst te laten doen is niet gebleken. Klager heeft, zoals blijkt uit het medisch dossier, op 19 april 2010 te horen gekregen dat het niet langer nodig is de zalf door een
ander aan te laten brengen, maar dat klager dit zelf moet gaan doen. Klager is hier, zij het onder licht protest, mee akkoord gegaan. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 23 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven