Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2632/GV, 18 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2632/GV

betreft: [klager] datum: 18 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.W. Nillesen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 31 augustus 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede haar raadsman, om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek inhoudende de frequentie van de omgekeerde bezoekregeling in het kader van incidenteel verlof structureel te verhogen afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Verzocht is om de frequentie van de omgekeerde bezoekregeling te verhogen van één keer per drie maanden naar één keer per zes weken. Bij de afwijzing van dat verzoek is onvoldoende rekening gehouden met klaagsters persoonlijke belangen. Klaagster en
haar partner zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 7 jaar en 9 jaar. Hun relatie was voor detentie al hecht en duurzaam en zij zijn bang dat hun relatie zal verslechteren. Ook door de psycholoog/psychiater is vastgesteld dat het beter zou zijn
dat
klaagster haar partner vaker zou kunnen bezoeken. Klaagster heeft sinds haar aanhouding verschillende klachten. Zij krijgt medicatie voor angst- en paniekaanvallen. Klaagster heeft angst om haar partner te verliezen.
De justitieel forensisch psychiater ondersteunt klaagsters verzoek. Na onderzoek is gebleken dat sprake is van een aanpassingsstoornis met depressieve stemming en verandering in gedrag. Het is voor klaagster van belang om aan haar relatie te werken en
om die in stand te houden. Dit lukt niet met de regeling van nu, zeker niet wanneer dat wordt afgezet tegen de lange detentieperiode. Het niet hebben van een relatie is een factor om te decompenseren. Er wordt ook een beroep gedaan op het humane
aspect.
De partner is overgeplaatst van Hoogvliet naar Roermond. De inrichtingen in Ter Peel en Roermond hebben geen probleem met bezoek van éénmaal per zes weken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster heeft verzocht om de frequentie van het zogenoemd omgekeerd bezoek te verhogen van éénmaal per drie maanden naar éénmaal per zes weken. Dit verzoek is afgewezen op grond van artikel 27 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De
motivering om op humanitaire reden af te wijken van de bestaande bezoekregeling wordt onvoldoende geacht en geldt bovendien voor alle gedetineerden die in een dergelijke situatie verkeren.

Op klaagsters verzoek is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, mits beide inrichtingen het DV&O-vervoer delen. Hierbij wordt verwezen naar het advies van de inrichtingspsychiater.

3. De beoordeling
Klaagster is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens het opzettelijk handelen in strijd met een in de Opiumwet gegeven verbod. Zij heeft tegen deze veroordeling hoger beroep aangetekend.

Krachtens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn (haar) aanwezigheid
noodzakelijk is. Op grond van artikel 27 van de Regeling kan incidenteel verlof voor onderling gedetineerden bezoek slechts worden verleend indien de gedetineerden elkaar ten gevolge van de detentie ten minste drie maanden niet hebben ontmoet. Volgens
artikel 28 van de Regeling kan incidenteel verlof ook worden verleend voor medische, psychiatrische, psychotherapeutische of tandheelkundige behandelingen na verwijzing door een inrichtingsarts of districtpsychiater. In dit geval heeft de justitieel
forensisch psychiater klaagsters verzoek ondersteund omdat ten aanzien van klaagster sprake is van het risico van decompenseren. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de Minister het advies van de justitieel forensisch psychiater aan de
Medisch
Adviseur dient voor te leggen met de vraag of uitbreiding van de bezoekregeling in welke vorm dan ook aanwezig wordt geacht. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om een tegemoetkoming toe te
kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minster op om binnen een week na ontvangst van deze uitspraak inlichtingen te vragen aan de Medisch Adviseur en, nadat dat advies ontvangen is, om zo
spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van dat advies. Zij bepaalt verder dat aan klaagster geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven