Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0533/GA, 21 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/533/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 december 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juni 2010, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, gehoord.
De directeur van de locatie Scheveningen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een beslissing van de directeur van 6 november 2009, inhoudend:
a. de weigering om klager op de hoogte stellen of hij is geplaatst op de lijst gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst) en
b. om niet aan klager kenbaar maken wat de gronden waren voor een eventuele plaatsing op de GVM-lijst alsmede
c. de gronden te vermelden die eventueel hebben geleid tot klagers plaatsing op de GVM-lijst.

De beklagcommissie heeft het beklag op alle onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager staat vermeld op de GVM-lijst. Een van de gevolgen daarvan is dat klager vervoerd moet worden met bijzonder vervoer. Klager weet niet of zijn telefoongesprekken af- en uitgeluisterd worden. Klager wilde graag weten welke maatregelen tegen hem
werden genomen en wat daarvoor dan de gronden waren. In eerste instantie gaf de directeur geen duidelijkheid. Gaandeweg kreeg klager meer duidelijkheid. Als redenen voor klagers plaatsing op die GVM-lijst is aangegeven dat er sprake is van
mediagevoeligheid van klagers strafzaak en gevaar voor liquidatie van klager. Klager is van mening dat hij ook het recht heeft om kennis te kunnen nemen van de onderbouwing van die algemeen geformuleerde redenen. Daarbij zou het dan volgens klager om
concrete en actuele informatie moeten gaan. Klager is van mening dat de risicoanalyse deel zou moeten uitmaken van klagers penitentiair dossier. De directeur heeft echter tegenover klager aangegeven niet over die analyse te beschikken. Klager vraagt de
beroepscommissie om duidelijkheid te verschaffen over welke informatie hij moet kunnen beschikken. Klager heeft belang bij de informatie. Hij moet immers weten waar hij aan toe is als het einde van zijn detentie op enig moment in zicht komt. Ten
aanzien
van de risicoanalyse geldt dat klager graag wil weten of er concrete aanwijzingen zijn voor zijn status. Een en ander kan immers gevolgen hebben voor zijn verdere detentietraject.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager is eerder op de hoogte gebracht van de omstandigheid dat zijn (straf)zaak mediagevoelig is. De directeur weet niet wat de redenen en argumenten waren om klager op de GVM-lijst te plaatsen of te handhaven. De directeur krijgt het
risicoanalyserapport niet toegezonden en dat rapport kan daarom niet in het penitentiair dossier worden opgeborgen. De directeur ontvangt slechts een lijst met namen en de redenen voor de plaatsing op de GVM-lijst. In klagers geval is dat de
mediagevoeligheid en gevaar voor liquidatie. Dit is klager nog onlangs medegedeeld, waarbij hem tevens een deel van de betreffende lijst is getoond. De directeur voert ten aanzien van klager toezicht uit. Klagers plaatsing op de lijst geschiedt door
het
zogenaamde Operationeel Overleg (OO). De directeur vertrouwt op de juistheid van de informatie die hij krijgt van dat OO.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag geldt dat klager reeds voor de behandeling van de klacht door de beklagcommissie door de directeur op de hoogte is gesteld van zijn plaatsing en status op de GVM-lijst en van de gronden die tot die
plaatsing en status hebben geleid. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat klager ten aanzien van die onderdelen geen belang heeft bij zijn beroep zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag geldt het volgende:
In de circulaire Beleid gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico van
31 januari 2008 (kenmerk 5522999/07/DJI) die van kracht was ten tijde van de beslissing waarover wordt geklaagd, is ten aanzien van de verantwoordelijkheden van de directeur (onder meer) het volgende geregeld. Indien het OO het profiel Verhoogd, Hoog
of
Extreem aan een gedetineerde toekent, wordt de betreffende locatiedirecteur daarvan schriftelijk in kennis gesteld door de secretaris van het OO. Ook over tussentijdse wijzigingen van het profiel wordt de locatiedirecteur schriftelijk geïnformeerd. De
directeur wordt dus op de hoogte gesteld van de plaatsing op de lijst en de gronden daarvan, maar de circulaire voorziet niet in een toezending van de risicoanalyse. De directeur beschikt daarover dus niet zodat dit onderdeel van het beroep ongegrond
is.
Opmerking verdient dat op 1 april 2010 een nieuwe circulaire Beleid gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (hierna: de Circulaire GVM) in werking is getreden onder intrekking van de hiervoor genoemde circulaire van 31 januari 2008. Tot
die nieuwe circulaire is besloten omdat de eerdere circulaire op een aantal punten onvoldoende duidelijk bleek. Ten aanzien van de verantwoordelijkheden van de vestigingsdirecteur is in de Circulaire GVM het volgende – voor zover in dit kader van
belang
– bepaald. Wanneer het OO het profiel Verhoogd, Hoog of Extreem aan een gedetineerde toekent, wordt de vestigingsdirecteur hiervan per mail in kennis gesteld. De directeur stelt vervolgens de gedetineerde schriftelijk in kennis van zijn plaatsing op de
lijst GVM en van de daaraan te verbinden consequenties. Het besluit van de directeur dient voor wat betreft de genomen maatregelen voldoende onderbouwd te zijn. Het OO levert hiertoe de bouwstenen aan. De adviesrapportages van het Grip worden opgenomen
in het penitentiair dossier. Na toekenning van het profiel vindt een periodieke toetsing plaats. Deze is in beginsel halfjaarlijks.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor wat betreft de klachten onder a. en b. en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden ten aanzien van onderdeel c van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven