Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0745/GV, 12 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/745/GV

betreft: [klager] datum: 12 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J. van Gils, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 maart 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de bestreden beslissing is overwogen dat op grond van de aangeleverde informatie een verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is. Op geen enkele wijze wordt uiteengezet hoe tot deze conclusie is gekomen. In die zin is de bestreden
beslissing niet juist gemotiveerd. Klager weet dat zowel de inrichting als de reclassering geen bezwaar heeft tegen algemeen verlof en hij gaat er dan ook vanuit dat de negatieve beslissing ingegeven zal zijn door het Openbaar Ministerie (OM) en/of de
politie. Ten onrechte wordt in het advies van het OM gesproken over mensenhandel. Klager is bij vonnis van de Rechtbank Zwolle op 3 december 2009 vrijgesproken van mensenhandel. In klagers strafzaak is bij meerdere verdachten de tenuitvoerlegging van
de
voorlopige hechtenis geschorst, terwijl zulks nimmer tot maatschappelijke onrust heeft geleid. Niet valt in te zien dat, wanneer klager gebruik zou maken van de verlofregeling, zo’n twee jaar later, die maatschappelijke onrust wel zou ontstaan. Ten
onrechte wordt in het advies van het OM vermeld dat klager geringe binding met Nederland zou hebben. Klager is Nederlander, woont al jaren in Nederland, is gehuwd en heeft kleine kinderen die in Nederland geboren zijn en in Nederland op school zitten.
Ten onrechte is ook in het advies vermeld dat er geen verlofadres is opgegeven. Klager heeft een verlofadres, namelijk dat waar zijn vrouw en kinderen wonen. Klager meent voorts dat het advies zijdens het OM is gegeven, terwijl daar onvoldoende
bekendheid bestond met het strafdossier van klager. Het OM is al jaren bekend met klagers strafzaak en heeft aangegeven verloven van klager niet te willen tegenhouden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld ter zake van mensenhandel waarbij het delict als gewoonte en in georganiseerd verband werd gepleegd. Tevens wordt klager aangemerkt als leidende persoon binnen een criminele organisatie. Een dergelijk delict is
maatschappelijk zeer mediagevoelig. Daarnaast heeft het OM beroep aangetekend tegen het vonnis in eerste aanleg, omdat het niet eens is met de opgelegde straf. Het OM is ook negatief omtrent verlenen van verlof. Gezien klagers einddatum en zijn
gepleegde delict is het nog te vroeg om klager met verlof te laten gaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Amsterdam Over-Amstel heeft gezien het bezwaar van het OM de selectiefunctionaris gevraagd een beslissing te nemen.
Het OM is van mening dat, wanneer aan klager verlof zou worden verleend, het risico bestaat op maatschappelijke onrust. Gelet op de duur van de in eerste aanleg opgelegde straf in relatie tot de omstandigheid dat het OM in hoger beroep is en een nog
langere straf nastreeft alsmede de geringe binding van klager met Nederland, bestaat tevens het ernstige vermoeden dat klager zal proberen zich aan detentie te onttrekken. Daar komt bij dat niet is opgegeven op welk adres klager zijn verlof zou willen
doorbrengen. Uit aanvullende informatie blijkt dat het hoger beroep dient op 28 mei 2010.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en mensensmokkel. Klagers fictieve einddatum valt op of
omstreeks
26 november 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

De strafeis van het OM in eerste aanleg was acht jaar. Klagers hoger beroep dient op 28 mei 2010. De delicten waarvoor klager is veroordeeld dan wel waarvan hij wordt beschuldigd hebben betrekking op mensenhandel/mensensmokkel waarbij 140 minderjarige
Nigeriaanse asielzoekers zijn of zouden zijn betrokken. Het voorgaande, in onderling verband beschouwd, rechtvaardigt de vrees voor maatschappelijke onrust bij verlofverlening. Derhalve dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 12 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven