Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1690/GV, 2 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1690/GV

betreft: [klager] datum: 2 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Figge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juni 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Overwogen is dat op grond van de aangeleverde informatie een verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is. Met name dat er door het Openbaar Ministerie (OM) gestreefd wordt naar een hogere straf heeft daarbij meegewogen. Klager acht de
beslissing onvoldoende en onbegrijpelijk gemotiveerd. Klager is vrijgesproken door de rechtbank van twee feiten. Het OM kan dan wel streven naar een hogere straf, maar dat dit daadwerkelijk zal gebeuren, ligt niet voor de hand en blijkt nergens uit.
Als
de uitspraak van de rechtbank in stand blijft en de duur van de straf niet korter wordt, zal klager op 8 oktober 2010 in vrijheid worden gesteld. Er is nog geen datum bekend, waarop de zaak inhoudelijk door het gerechtshof behandeld zal worden. Pas in
augustus 2010 zal een regiezitting plaatsvinden. De resterende straf is aldus nog vier maanden. Gestart zou moeten worden met een penitentiair programma (p.p.) zoals is geadviseerd door de reclassering met daarbij behorende verloven, opdat toegewerkt
kan worden naar de invrijheidstelling.
Betwist wordt dat klager een matige binding met Nederland zou hebben. Het goedgekeurde verlofadres, waar klager met vrouw en kinderen woont, is in Amsterdam. Hij heeft uit een eerder huwelijk een negentienjarige zoon die speler is van het Nederlands
[sport]team onder de 20 jaar. Voorts heeft hij met zijn huidige vrouw twee dochters, die in Nederland zijn geboren en in Nederland op school zitten. In die zin is de beslissing ook niet juist gemotiveerd.
In de beslissing wordt gesteld dat verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is. Dit is geen weigeringsgrond als genoemd in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Ook in die zin is de beslissing niet juist gemotiveerd.
Nimmer hebben zich tijdens detentie problemen of incidenten voorgedaan. Klager heeft zich volgens alle regels gedragen. Er is geen verwachting dat een verlof onrustig of ongestoord zal verlopen. De inrichting en de reclassering hebben geen bezwaar
tegen
algemeen verlof. Beide instanties zijn goed geïnformeerd over klagers persoon.
Bij meerdere verdachten in klagers strafzaak is de voorlopige hechtenis geschorst. Dit heeft nimmer tot maatschappelijke onrust geleid. Niet valt in te zien dat, indien klager zo’n twee jaar later gebruik zou maken van de verlofregeling, die
maatschappelijke onrust wel zou ontstaan.
Voor klagers kinderen, met name voor dochter [...], is het van belang dat klager spoedig weer thuis zal zijn. De hulpverlening wil beginnen aan gezinstherapie. Hiervoor is van belang dat klager hieraan mee kan doen. Er is geen vluchtgevaar.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder om plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting verzocht. Bij de negatieve beslissing op dit verzoek heeft het advies van het OM van 19 april 2010 een doorslaggevende rol gespeeld. Eerder werd ook een verzoek om verlof op deze
grond afgewezen. Tegen deze afwijzing van verlof stelde klager beroep in, te weten 10/745/GV.
Het OM is in verband met de verwijzing door de raadsvrouw naar een pro forma zitting in mei 2010 nogmaals geraadpleegd. Bij advies van het OM van 30 juni 2010 wordt door het OM aangegeven dat het zich onverminderd verzet tegen het verlenen van
vrijheden. Op basis van het ingestelde beroep en de aanvullende informatie komt de selectiefunctionaris niet tot een andere beslissing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Amsterdam Over-Amstel heeft aangegeven dat, gelet op klagers goede gedrag in de inrichting, zijn strafrestant, de negatieve urinecontrole, goedgekeurd verlofadres en het positieve advies van de reclassering,
klager
een geschikte kandidaat lijkt voor vrijheden c.q. plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting en aansluitend een p.p. met elektronisch toezicht (e.t.).
Het OM heeft aangegeven dat de feiten en omstandigheden, die zijn aangegeven in de adviezen van 20 januari 2010 en 19 april 2010, onverminderd van toepassing zijn. Deze eerdere adviezen hielden in dat wanneer aan klager verlof zou worden verleend, het
risico bestaat op maatschappelijke onrust. Gelet op de duur van de in eerste aanleg opgelegde straf in relatie tot de omstandigheid dat het OM in hoger beroep is en een nog langere straf nastreeft alsmede de geringe binding van klager met Nederland,
bestaat tevens het ernstige vermoeden dat klager zal proberen zich aan detentie te onttrekken. Tijdens het opsporingsonderzoek is gebleken dat klager met grote regelmaat in het buitenland verbleef. Er zou sprake van zijn dat hij in het buitenland
tevens
een relatie met een andere vrouw onderhield. Klager heeft voorts niet opgegeven op welk adres klager zijn verlof zou willen doorbrengen.
De reclassering heeft aangegeven positief te adviseren ten aanzien van een p.p. met e.t. en aangeraden om hier zo spoedig mogelijk mee te starten.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en mensensmokkel. Hij heeft tegen de veroordeling hoger beroep
aangetekend. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 26 november 2010.

De beroepscommissie heeft klagers beroep nummer 10/745/GV gericht tegen de afwijzing van zijn eerste verlofaavraag op 12 mei 2010 ongegrond verklaard.

Het onderhavige beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Het OM heeft in eerste aanleg ter zake van mensenhandel/mensensmokkel, waarbij 140 minderjarige Nigeriaanse asielzoekers zijn of zouden zijn betrokken, een gevangenisstraf van acht jaar gevorderd. Het door het OM ingestelde hoger beroep is nog niet
inhoudelijk behandeld. De regiezitting zal plaatsvinden in augustus 2010.
Naar het oordeel van de beroepscommissie rechtvaardigt het bovenstaande de vrees voor maatschappelijke onrust bij verlofverlening en vormt dit een contra-indicatie voor verlofverlening. Derhalve kan de beslissing van de Minister tot afwijzing van
klagers tweede verlofaanvraag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder i. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven