Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3543/TA, 29 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3543/TA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 december 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord mr. A.L. Louwerse, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], hoofd behandeling.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de voorzetting van klagers verblijf op der afdeling voor intensieve zorg (afdeling I-A) vanaf 27 mei 2009.

De beklagrechter heeft het beklag formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard en heeft bepaald dat aan klager voor de formele gegrondverklaring van het beklag een tegemoetkoming van € 10,= toekomt op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor de formele gegrondverklaring van het beklag moet een hogere tegemoetkoming worden toegekend, omdat door het ontbreken van de schriftelijke mededeling van de beslissing niet duidelijk is of door een bevoegd personeelslid is beslist tot voortzetting
van klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg. Bij de hoogte van de tegemoetkoming moet rekening worden gehouden met de duur en de ingrijpendheid van de maatregel.
Het beklag moet ook materieel gegrond worden verklaard en klager komt ook daarvoor een tegemoetkoming toe. De beslissing tot voortzetting van zijn verblijf op de afdeling voor intensieve zorg is ten onrechte en op onjuiste gronden genomen, omdat zijn
geestestoestand op 27 mei 2009 deze voortzetting niet vereiste. Klager herkent zich niet in de beschrijving van zijn persoon door de inrichting. Hij is niet psychotisch en niet schizofreen. Hij heeft geen persoonlijkheidsstoornis. De inrichting heeft
een verkeerde diagnose gesteld, om welke reden hij in 2008 heeft geweigerd de hem voorgeschreven antipsychotische medicatie in te nemen. Klager meent dat het sindsdien veel beter met hem gaat. Hij zorgt goed voor zichzelf, werkt en houdt zijn financiën
op orde. Hij heeft daarom, in tegenstelling tot andere patiënten van afdeling I-A, geen extra begeleiding of structuur nodig.
In november 2009 is klagers verblijf op de afdeling I-A opnieuw verlengd, waartegen klager eveneens beklag heeft ingediend.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting is van mening dat klager echt ziek is. In de tijd dat klager wel antipsychotische medicatie innam, kon hij zich al nauwelijks staande houden. Met medicatie heeft klager een ander beeld van zichzelf dan de inrichting. Zonder medicatie gaat
het helemaal niet goed met klager. Klager werkt heel hard, maar heeft geen ziekte-inzicht. Zijn toestandsbeeld vormt alle reden om hem op de afdeling I-A intensief te begeleiden en verzorgen. Klager zit daar op zijn plek. Zijn verblijf daar is
noodzakelijk. Er wordt nadrukkelijk gekeken hoe de situatie met de medicatie met klager kan worden doorbroken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich verenigen met de hoogte van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming vanwege de omstandigheid dat de inrichting heeft verzuimd klager een schriftelijke mededeling van de beslissing tot voortzetting van het
verblijf
op de afdeling voor intensieve zorg te geven. De, overigens eerst in beroep naar voren gebrachte omstandigheid, dat door dat verzuim onduidelijk is of de beslissing door een bevoegde persoon is genomen, kan daaraan onvoldoende afdoen.

Hetgeen verder in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie inhoudelijk niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij is in aanmerking genomen dat de
inrichting de noodzaak van de voortzetting van klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De enkele omstandigheid dat klager die noodzaak niet ziet, kan niet tot een ander oordeel leiden. De
beroepscommissie kan overigens niet treden in de ten aanzien van klager gestelde diagnose en de voorgestane wijze van behandeling door de inrichting.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven