Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3628/TA, 29 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3628/TA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H.F.L. Rademakers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 december 2009 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.H.F.L. Rademakers, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) de beschuldiging door het personeel van het doen van een uitspraak, en
b) het ontbreken van de behandeling waar klager recht op heeft.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a) van zijn beklag en heeft het beklag op onderdeel b) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het beroepschrift is ingegaan op onderdeel b) van het beklag, omdat dit het belangrijkste onderdeel van het beroep is.
a) Klager wilde een driegesprek, omdat hij wilde weten wie heeft gezegd dat klager zou hebben gezegd dat hij medepatiënt [A] een mes tussen de ribben wilde steken en waarom die persoon dat had gezegd. Het personeel gaf aan dat medepatiënt [B] dacht dat
klager dat had gezegd. Het driegesprek heeft niet plaatsgevonden, omdat de betreffende medepatiënt dat niet wilde. Er heeft wel een gesprek van klager, medepatiënt [B] en personeel plaatsgevonden. Klager heeft tot op heden geen rectificatie gekregen.
In
een andere beklagzaak betreffende het urineprotocol heeft de inrichting dit voorval genoemd in het kader van de orde en veiligheid. De bedoelde medepatiënt heeft evenmin een rectificatie gekregen.

b) Klager is in oktober 2008 vanuit de Dr. S. van Mesdag overgeplaatst naar de locatie van De Rooyse Wissel te Grave. Binnen drie maanden was bekend welke therapieën klager moest krijgen. Pas na acht maanden is hij in de inrichting te Oostrum
geplaatst.
Daar zijn hem herhaaldelijk toezeggingen gedaan. Ook bij de verlengingsrechter heeft de inrichting verklaard dat het noodzakelijk is dat klager vaktherapie krijgt. Pas op 17 september 2009 is klager aangemeld voor therapieën zoals psychotherapie
individueel, AHT, middelenanalyse, Copingmodule en DA-C. Vorig jaar zouden vier therapieën starten, wat niet is gebeurd. Telkens wordt naar wachtlijsten verwezen. Begin februari 2010 zouden de psychotherapie en middelenanalyse starten, maar slechts
voor
de duur van een half jaar. Het contract van de psychotherapeut verloopt dan en wordt niet verlengd omdat de inrichting moet bezuinigen. Dit blijkt uit een brief van de patiëntenraad. Tot op de dag van de zitting heeft klager nog geen therapie, anders
dan sociotherapie, gekregen. Sociotherapie heeft alleen (voldoende) effect in combinatie met andere therapieën, zoals vaktherapie. De door de inrichting omschreven analyse van de school- en werkervaring en de blokken tijdsbesteding, leren en werken
(TLW) zijn niet aan te merken als behandeling. Klager kan het niet meer aan. Hij heeft inmiddels geen contact meer met zijn zoon, omdat zijn ex-vrouw het niet aankan daar klager geen verlof heeft. Zolang klager niet de voor hem relevante behandeling
krijgt, zal er geen sprake van verlof zijn. Klager heeft nooit iets geweigerd. Hij krijgt niet de therapie die hij in het kader van de noodzakelijk geachte behandeling zou moeten krijgen en waarop hij krachtens de opgelegde tbs-maatregel recht heeft.
Onbekend is hoe lang klager nog op de wachtlijst zal blijven staan. Dit staat gelijk aan het niet betrachten van de zorgplicht door de inrichting.
Klager probeert in de tussentijd zoveel mogelijk zelf te doen. Hij schrijft zijn meningen op en heeft een tussenevaluatie opgesteld. De dag voor de zitting heeft hij gevraagd waarom zijn behandelplan met vijf weken is uitgesteld. De wettelijke
aantekeningen heeft hij ook te laat gekregen. Hij kan het gewoon niet meer aan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a) In het beroepschrift wordt alleen gesproken over beroep tegen het ongegrond verklaarde onderdeel van het beklag, dus onderdeel b). Voor zover het beroep ook op onderdeel a) ziet, wordt verwezen naar het verweerschrift bij de beklagcommissie. Daarin
is aangegeven dat sprake is van een misverstand, dat voldoende is uitgesproken, alsmede dat er geen sprake is (geweest) van een beschuldiging vanuit de sociotherapie jegens klager.
Het voorval is niet tegen klager gebruikt, ook niet in een andere beklagzaak. Er is uit de gevoerde gesprekken geen heldere conclusie gekomen en daar is het bij gebleven.

b) Er is geen sprake van het uitblijven van behandeling en van het niet betrachten van de zorgplicht. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie had de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk moeten verklaren in dit klachtonderdeel.
Verwezen wordt naar het verweerschrift van de inrichting bij de beklagcommissie. Daarin is het volgende aangegeven. Bij de behandeling gaat het om een geïntegreerde aanpak, bestaande uit diverse sociotherapeutische, therapeutische en
dagbestedingsmodules. In het geval van klager ligt de nadruk van de behandeling ten tijde van de beklagzaak op de sociotherapeutische en dagbestedingsmodules. In overleg met klager is ervoor gekozen de behandeling te starten op de opnameafdeling Thebe
I, daar klager zich binnen de vorige kliniek moeilijk kon verhouden tot de situatie waarin hij zich bevond en een opnameprogramma onvoldoende van de grond was gekomen. Er is een aantal behandeldoelen opgesteld, waarbij de uitvoering met name bij de
sociotherapie lag. Het eerste doel, inhoudende dat klager zich conformeert aan de afdelingsregels en omgangsvormen, werd slechts ten dele gehaald. Klager liet een wisselende motivatie zien en bleef zich bij herhaling tegen de regels verzetten. Daarbij
legde hij het gedrag buiten zichzelf. Aan het tweede doel, inhoudende dat klager inzicht in zijn belevingswereld geeft aan de hand van de 4 b’s (bang, boos, bedroefd, blij) en spanningen, frustraties en irritaties, kon vanwege klagers weerstand nog
niet
worden gewerkt. Naast de inzet van sociotherapie is een analyse gemaakt van klagers school- en werkervaring, op basis waarvan hem aan aanbod TLW is gedaan. Klager heeft aantal blokken TLW gevolgd, maar heeft het aanbod van onderwijs geweigerd. Drie
keer
heeft een sessie PMT plaatsgevonden ter kennismaking en observatie en er is onderzoek gedaan naar klagers netwerk in het kader van bezoek- en telefoneerbeleid en toekomstige behandeldoelen. Klager is op 6 juni 2009 geplaatst op de reguliere
behandelafdeling Luxor I.
In aanvulling op dit verweerschrift overlegt de inrichting een kopie van het behandelplan betreffende de periode in Grave en van het behandelplan van de periode daarna in Oostrum. Klager is behandeling aangeboden, waaraan hij deels heeft deelgenomen of
deelname heeft geweigerd en waarvoor hij deels op de wachtlijst staat. Klager zit het meest met het uitblijven van vaktherapie, die echter maar een onderdeel van de vele andere onderdelen van de behandeling vormt. Klager staat op de wachtlijst voor
vaktherapie. Wanneer die behandeling kan starten, valt niet aan te geven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat er van uit dat het beroep is gericht tegen zowel onderdeel a) als onderdeel b) van het beklag. Het beroep is immers ingediend tegen de uitspraak van de beklagcommissie met klachtnummer CvT 5147/09, RW 09/120, dat op beide
beklagonderdelen betrekking heeft. De omstandigheid dat de gronden van beroep in het beroepschrift zien op onderdeel b) kan daaraan onvoldoende afdoen, nu dit door klager en zijn raadsman als het belangrijkste onderdeel van het beroep wordt gezien.

a) Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b) Vast staat dat klager in oktober 2008 is opgenomen op de afdeling Thebe I van de locatie van de inrichting te Grave, waar in overleg met klager de opnamebehandeling is gestart. Klager is vervolgens in juni 2009 geplaatst op de afdeling Luxor I van
de
locatie van de inrichting te Oostrum. De inrichting heeft een kopie van de op die afdelingen opgestelde behandelplannen overgelegd. Daaruit komt naar voren dat klager wel enige behandeling heeft gekregen, alsmede dat hij voor de door hem relevant
geachte therapieën is aangemeld op 17 september 2009. Laatstbedoelde therapieën zijn tot op heden nog niet aangevangen. Klagers klacht van augustus 2009 ziet op het alsmaar uitblijven van deze therapieën.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers beklag en beroep zijn gericht tegen het volgens klager niet krijgen van gerichte behandeling in de inrichting.
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat de inrichting klager in het geheel geen behandeling als bedoeld in artikel 1 onder u, Bvt heeft geboden. Klager is in het kader van zijn behandeling immers wel
sociotherapie en dagbestedingsmodules geboden, maar staat op de wachtlijst voor verdere, meer gerichte therapieën. Om die reden kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van het niet betrachten van de zorgplicht en moet de klacht worden opgevat als
te
zijn gericht tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht heeft betracht. Daartegen staat ingevolge artikel 56, vierde lid, Bvt geen beklag open. De beroepscommissie is derhalve niet bevoegd te treden in
de wijze waarop de inrichting een behandeling vormt geeft dan wel te beoordelen of in voldoende mate behandeling is aangeboden. Klager had op deze grond niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn klacht. Het beroep treft daarom geen doel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a) van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b) van het beklag, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven