Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3779/TA, 30 juni 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3779/TA

betreft: [klager] datum: 30 juni 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H.L.F. Rademakers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2010 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door mevrouw mr. S. Marjanovic, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens
het
hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde
Het beklag betreft:
a. afdelingsarrest
b. niet krijgen van gerichte behandeling
c. beperkingen in telefoonverkeer met klagers vader
d. afluisteren van telefoonverkeer met klagers advocaat
e. niet onbegeleid mogen bellen met een vriendin.

De beklagcommissie heeft op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven het beklag op onderdeel a. gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 8,= toegekend, het beklag op onderdeel b ongegrond verklaard, klager niet-ontvankelijk verklaard
in de onderdelen c en e van het beklag en het beklag op onderdeel d formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep ziet uitsluitend op de de hoogte van de vanwege het afdelingsarrest toegekende tegemoetkoming, het niet krijgen van gerichte
therapie en beperkingen in het telefoonverkeer.
a. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming is te laag. Klager heeft de urinecontrole en het afdelingsarrest als vernederend ervaren, daar de urinecontrole door afdelingspersoneel is verricht.
b. Klager wil zijn tijd in de tbs goed gebruiken. De door de inrichting geboden behandeling - verblijf in een sociotherapeutisch milieu en sporten - ziet klager niet als therapie. Na de uitspraak van de beroepscommissie van 20 maart 2010 (09/3628/TA)
is
klagers situatie verslechterd. Hem is geen agressiehanterings-therapie aangeboden. De middelenanalyse heeft hij zelf geschreven en ingeleverd. Hij heeft drie jaar voor gerichte therapie op de wachtlijst gestaan. Toen hij bovenaan die wachtlijst stond,
is hij er vanaf gehaald omdat hij zou worden overgeplaatst. Klager overlegt een brief van 18 november 2010 van de psycholoog, waarin deze aangeeft dat klager als eerste op de wachtlijst van de vakgroep psychotherapie staat voor ‘individuele delictketen
en steunende en structurerende therapie’, maar voorlopig van de wachtlijst is gehaald omdat nog niet helder is of klager in de inrichting zal blijven. In verband met de, door de inrichting buiten hem en zijn advocaat om, aangevraagde herselectie is
klager in maart 2010 niet meer naar de bespreking van zijn behandelplan in de inrichting gegaan. In het licht van uitspraak 07/1476/TA van de beroepscommissie van 10 september 2007 had de beklagcommissie dit beklagonderdeel gegrond moeten verklaren en
klager een tegemoetkoming moeten toekennen. De wachtlijsten in de inrichting gelden voor alle patiënten. Hij heeft drie jaar vertraging in zijn behandeling opgelopen. Klager verblijft twee maanden in De Woenselse Poort. Inmiddels is zijn therapie van
start gegaan en wordt een verlofaanvraag gedaan op basis van wat klager zelf heeft geschreven.
c. Afspraak met de maatschappelijk werker was dat klagers vader het zou aangeven als het beter met hem ging. De belregeling is beperkt zonder dat met klagers vader was gesproken, terwijl het bovendien niet beter met zijn vader ging. Daamee is sprake
van
schending van het recht op meer frequent telefonisch contact met klagers vader.
d. Niet is vast te stellen dat opzettelijk is afgeluisterd. Het gaat er echter om dat in de inrichting een systeem wordt gebruikt dat afluisteren mogelijk maakt. Volgens klager en zijn toenmalige advocaat is meegeluisterd met hun telefoongesprekken,
omdat ze een klik en daarnaast stemmen op de achtergrond hebben gehoord. Dit is niet eenmalig geweest, zodat geen sprake van een vergissing is. De inrichting dient vertrouwelijkheid van gesprekken van verpleegden en advocaten te waarborgen.
e. Klager heeft langere tijd niet onbegeleid kunnen bellen, ondanks dat hij de afspraak met de maatschappelijk werker was nagekomen. Daarvoor zijn hem excuses aangeboden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, mede aan de hand van de overgelegde pleitnotitie, als volgt toegelicht.
a. Volgens het beroepschrift wordt beroep ingediend tegen de ongegrond verklaarde klachten. De klacht inzake het afdelingsarrest is volledig gegrond verklaard. De inrichting acht het toegekende bedrag te hoog omdat zij van mening is dat er wel
voldoende
grondslag voor afdelingsarrest was. De urinecontrole is conform de Regeling urineonderzoek verpleegden en jurisprudentie van de beroepscommissie afgenomen door een mannelijk personeelslid van de afdeling.
b. In het licht van de eerdere beroepszaak betreffende het volgens klager niet krijgen van behandeling is het de vraag of klager in dit onderdeel van het beroep kan worden ontvangen. Het gaat in deze zaak om dezelfde argumenten van klager en de
inrichting als in die eerdere zaak. In het op 18 maart 2010 opgestelde behandelplan stonden uitgezette modules gericht op de totale klinische behandeling, te weten dagbesteding, sociotherapie en andere therapeutische modules, waaronder
agressiehanteringstherapie, middelenanalyse, individuele therapie en delictketen.
Er is klager behandeling aangeboden. Mede door klagers opstelling is er in de behandeling een kink in de kabel ontstaan. Het is niet gelukt op 24 maart 2010 een behandelplanbespreking met klager te houden.
c. De maatschappelijk werker heeft van de huisarts of familie van klager signalen gekregen dat het beter ging met klagers vader. De bij uitzondering toegestane uitbreiding in het belcontact is daarom teruggedraaid. Daarmee is geen sprake van een
beklagwaardige beperking.
d. Er zijn twee telefoons op de afdeling, één voor onbegeleide gesprekken en één voor begeleide gesprekken. Ten tijde van de klacht was het mogelijk mee te luisteren, maar dat is ten aanzien van geprivilegieerden niet toegestaan. Om te voorkomen dat
sociotherapie per abuis kan meeluisteren met vertrouwelijke gesprekken van patiënten is inmiddels bovenop de telefoon op de afdelingskamer waarmee met een gesprek wordt meegeluisterd een houten overkapping geplaatst met de tekst: “De hoorn slechts
oppakken indien is besloten tot begeleid bellen. Nooit bij geprivilegieerden”. Sindsdien zijn geen klachten meer ontvangen.
e. Klager had de gevraagde openheid over zijn delict gegeven, maar door een communicatiefout en de vakantie van de maatschappelijk werker is geen onbegeleid belcontact toegestaan. Na terugkomst van de maatschappelijk werker is dit rechtgezet.

3. De beoordeling
a. Met betrekking tot het afdelingsarrest ziet het beroep uitsluitend op de hoogte van de toegekende tegemoetkomng.
De beroepscommissie kan zich verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming, die overeenkomt met de tegemoetkoming die de beroepscommissie ten aanzien van ten onrechte opgelegd afdelingsarrest pleegt toe te kennen. Het beroep zal op
dit onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.

b. De omstandigheid dat klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn eerdere klacht over het uitblijven van gerichte behandeling, welke klacht is behandeld ter eerdere zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2010 (uitspraak 09/3628/TA van 29
maart 2010), leidt er op zich niet toe dat klager niet ontvangen.kan worden in de thans aan de orde zijnde klacht. Deze ziet immers op de situatie na uitspraak 09/3628/TA.
Volgens de meest recente jurisprudentie van de beroepscommissie (zie bijvoorbeeld de uitspraken 10/668/TA van 7 juni 2010 en bovengenoemde uitspraak 09/3628/TA ten aanzien van klager) is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen
recht op behandeling alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht. De enkele stelling van klager dat daarvan sprake is, is niet voldoende om een klacht daarover ontvankelijk te verklaren.
Indien sprake blijkt te zijn van de wijze van betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht zal een klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is voldoende aannemelijk dat ook in klagers laatste behandelplan van maart 2010 wel gerichte behandeling is opgenomen, maar dat klager daarvoor op de wachtlijst stond. Klager is van de wachtlijst
voor onderdelen van de vakgroep psychotherapie afgehaald in verband met de door de inrichting aangevraagde overplaatsing van klager naar een andere inrichting. Hoewel het zeer onwenselijk is dat patiënten lang moeten wachten voordat zij aan bepaalde
therapieën kunnen deelnemen, kan niet worden geoordeeld dat door het bestaan van een wachtlijst sprake is van het niet betrachten van de zorgplicht door de inrichting. De beroepscommissie (noch de beklagcommissie) is bevoegd te treden in de wijze
waarop
de inrichting vorm geeft aan de tbs-behandeling, of de vraag of voldoende behandeling is aangeboden dan wel in het oordeel van de inrichting over het behandelresultaat en de wenselijkheid van overplaatsing naar een andere inrichting.
Klager kan daarom niet in dit klachtonderdeel worden ontvangen.
Klagers beroep op uitspraak 07/1476/TA kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat het in die zaak juist ging om het lang op de wachtlijst staan voor een bepaalde therapie, terwijl de inrichting al langer vermoedde dat de betrokken verpleegde voor die
therapie niet geschikt was.

c. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting kan niet worden geoordeeld dat door het
terugbrengen van de bij uitzondering aan klager vaker toegestane belcontacten met zijn zieke vader sprake is van schending van het in artikel 38 Bvt neergelegde recht op het voeren van telefoongesprekken met personen buiten de inrichting of van
schending van enig ander wettelijk recht.
Het beroep zal op dit onderdeel daarom ongegrond worden verklaard.

d. De beroepscommissie is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat personeel mogelijk per ongeluk, onbedoeld de afdelingstelefoon - waarmee gesprekken begeleid worden - heeft opgepakt op een moment dat klager een telefoongesprek voerde met zijn
toenmalige advocaat en dat de telefoon bij ontdekking direct is neergelegd. Klagers verklaring dat hij op de achtergrond stemmen hoorde, duidt er niet op dat de inrichting het gesprek heeft afgeluisterd. Onder die omstandigheden kan niet worden
geoordeeld dat is gebleken dat het principiële recht op onbegeleid telefonisch contact van klager met zijn advocaat door de inrichting is geschonden. Het beroep zal daarom ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

e. Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat klager door een communicatiefout in de inrichting geen onbegeleid telefonisch contact met een vriendin is toegestaan, ondanks dat hij had voldaan aan de voorwaarde
dat hij die vriendin zou inlichten over zijn delict. Deze communicatiefout is ontstaan doordat de maatschappelijk werker niet voor zijn vakantie had overgedragen onder welke voorwaarde onbegeleid telefonisch contact is toegestaan. In het licht daarvan
is sprake van een inbreuk op klagers rechtspositie.

Nu de rechtsgevolgen daarvan niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond op de onderdelen a, c, en d, en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep an de orde.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover deze ziet op het hierboven genoemde beklagonderdeel b en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklagonderdeel.
De beroepscommissie verklaart het beroep op onderdeel e gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart dit beklagonderdeel alsnog gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 juni 2011

secretaris voorzitter

Naar boven