Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1476/TA, 10 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1476/TA

betreft: [klager] datum: 10 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 juni 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord. Het hoofd van de inrichting heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager vanaf maart 2005 op de wachtlijst staat voor de dadergroep seksueel delinquenten.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager staat vanaf maart 2005 op de wachtlijst voor de dadergroep seksueel delinquenten van minderjarigen. De lange wachttijd zou te wijten zijn aan diverse
zwangerschapsverloven van de therapeuten. De beschikbare dadergroep was al vol. Klager heeft daarna nooit meer iets gehoord over de nieuw samen te stellen dadergroep. Klager heeft tot januari 2007 moeten wachten voordat de therapie begon. Klager heeft
zich nooit verzet tegen zijn behandeling en zal dat ook nooit doen. Dat klager het syndroom van Asperger heeft, behoort geen invloed te hebben op de snelheid waarmee de dadergroep moet kunnen aanvangen. Begin 2006 ontstond de eerste verdenking van het
syndroom van Asperger. Klager is toen op de hoogte gesteld van een aanvullend onderzoek naar de diagnose. Hem is medegedeeld dat de uitkomst van belang kan zijn voor de vraag of klager in groepsverband of individueel therapie zou moeten volgen. Eind
2006 is vastgesteld dat klager lijdt aan het syndroom van Asperger. Vanaf januari tot juni 2007 volgt klager een individueel traject. Klager is in juni 2007 overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek in Utrecht.
Klager vindt het kwalijk dat hij anderhalf jaar heeft moeten wachten op zijn behandeling. Een wachtperiode van een half jaar is redelijk. Klager verzoekt om een schadevergoeding van € 11.100,= voor de 74 weken die hij langer heeft moeten wachten.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, Bvt draagt het hoofd van de inrichting ervoor zorg dat de verpleegde overeenkomstig zijn verplegings- en behandelingsplan wordt behandeld. Klagers klacht komt feitelijk neer op het niet nakomen van deze
zorgplicht door het hoofd van de inrichting, doordat klager te lang op de wachtlijst voor de dadergroep seksuele delinquenten heeft gestaan. Aldus geformuleerd dient de klacht te worden onderscheiden van de situatie als bedoeld in artikel 56, vierde
lid, Bvt waarin is bepaald dat geen beklag openstaat tegen de wijze waarop de zorgplicht wordt betracht. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is beklag wegens het niet naleven van een zorgplicht van het hoofd van de inrichting
beklagwaardig. De beklagrechter had klager derhalve dienen te ontvangen in zijn beklag. Het beroep is gegrond en de beslissing van de beklagrechter zal worden vernietigd. Gelet op artikel 68, derde lid, Bvt zal de beroepscommissie doen hetgeen de
beklagrechter had behoren te doen.

De beroepscommissie stelt vast dat door het hoofd van de inrichting in beroep geen (schriftelijk) verweer is gevoerd. Voor de beoordeling van de klacht gaat de beroepscommissie derhalve uit van de stukken en de door klager ter zitting gegeven
toelichting. Hieruit blijkt dat klager vanaf maart 2005 tot januari 2007 op de wachtlijst heeft gestaan voor deelname aan de dadergroep seksuele delinquenten. In het verweerschrift van 25 mei 2007 van het hoofd van de inrichting voor de beklagrechter,
wordt de lange wachttijd verklaard doordat bij klager het syndroom van Asperger is gediagnosticeerd. Klager was om die reden niet geschikt voor groepstherapie. De inrichting heeft daarom besloten met klager een individueel traject in te gaan. Uit
hetgeen klager ter zitting hierover heeft verklaard, komt naar voren dat (al) begin 2006 de eerste vermoedens ontstonden omtrent het syndroom van Asperger. Eind 2006 is de diagnose vastgesteld en vanaf januari 2007 is gestart met een individueel
traject. Mede gelet op het feit dat klager vanaf maart 2005 op de wachtlijst heeft gestaan, is onbegrijpelijk waarom niet vanaf medio 2006 is gestart met een individueel traject. Door pas in januari 2007 hiermee te starten, heeft klager feitelijk voor
een periode van bijna twee jaar niet kunnen deelnemen aan de noodzakelijk geachte therapie voor seksueel delinquenten.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de inrichting de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht niet is nagekomen.
Het beklag is derhalve gegrond.

Aangezien de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. Aannemelijk is geworden dat klager een achterstand heeft opgelopen in zijn behandeling. Voor de hoogte van de tegemoetkoming schat de
beroepscommissie de vertraging in de behandeling op zes maanden. De periode van maart 2005 tot medio 2006 blijft buiten beschouwing. Voor zover de vertraging is te wijten aan de volle bezetting van de dadergroep is namelijk niet aannemelijk geworden
dat
het hoofd van de inrichting hierin enig verwijt treft. De beroepscommissie stelt de tegemoetkoming vast op € 900,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 900,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. J.R. van Veldhuizen en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 10 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven