Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4170/TA, 17 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4170/TA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2013 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het betrachten van onvoldoende voortvarendheid ten aanzien van de behandeling van klager, resulterend in het vertraagd aanvragen van toestemming tot verlofverlening.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft ten onrechte de klacht samengevat als een beklag tegen het niet aanvragen van verlof. Het beklag betreft echter een schending
van de zorgplicht van artikel 17 van de Bvt, doordat de resocialisatiehandelingen zeer traag zijn aangevangen. Klager is op 26 februari 2013 binnengekomen in de inrichting. Het behandelplan is niet tijdig opgesteld. Het hiertegen door klager ingestelde
beklag is gegrond verklaard. Voorts heeft de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem in zijn beschikking van 20 juni 2013 de verwachting uitgesproken dat bij een volgende verlengingszitting een rapport omtrent de (on)mogelijkheden van een
voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gereed zal zijn en dat de kliniek de diagnostiek met onverminderde vaart zal voortzetten en de reclassering in contact blijft met de kliniek zodat tijdig een maatregelrapport kan worden
opgemaakt. In het diagnotisch rapport van juni 2013 wordt overwogen dat enkel begeleide verloven worden aangevraagd (bij ongewijzigde omstandigheden). In het verplegings- en behandelingsplan van 13 november 2013 wordt overwogen dat snel wordt
overgegaan
tot resocialisatie en dat om die reden onlangs een aanvraag voor begeleid verlof is gedaan. De aanvraag voor begeleid verlof dateert echter van 21 januari 2014. Tegen het niet naleven van een zorgplicht staat beklag open. Klager verwijst naar de
uitspraak van de beroepscommissie van 10 september 2007 met nummer 07/1476/TA. De handelwijze van de inrichting levert vertraging op in de behandeling van klager. De door het hoofd behandeling in oktober 2013 aangevraagde behandelingsmodule
‘Terugvalpreventiegroep voor resocialisatiepatiënten’ kan pas starten als er sprake is van onbegeleid verlof. Dit zal nog maanden duren, doordat het onbegeleide verlof pas op 24 januari 2014 is aangevraagd. Klager meent dat sprake is van een onnodige
vertraging in de behandeling, waarmee de zorgplicht van artikel 17 Bvt is geschonden. De late aanvraag zal waarschijnlijk tot gevolg hebben dat bij de volgende verlengingszitting er nog onvoldoende verlofmomenten zijn geweest om over te gaan tot het
opstellen van voorwaarden. Klager heeft sinds zijn verblijf in de inrichting zijn vierde hoofd behandelaar. Dit is evenmin bevorderlijk voor de snelheid van het resocialisatieproces. De inrichting heeft haar zorgplicht niet nageleefd. Klager wil in
aanmerking komen voor een tegemoetkoming.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht zoals verwoord in het klaagschrift ziet op de termijn waarop verlof is aangevraagd. Klager is derhalve
niet-ontvankelijk in zijn beklag. Ook indien de klachten worden geïnterpreteerd als klachten over de zorplicht, is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. Tegen de wijze van betrachten van een zorgplicht staat immers geen beklag open. Overigens is de
klacht ongegrond, omdat de inrichting de zorgplicht wel heeft betracht. De behandeling als genoemd in artikel 17 van de Bvt dient ruim te worden geïnterpreteerd. Ook het verblijf in de inrichting is behandeling. Zo zijn er geïndiceerde
programma-onderdelen en opneming binnen een bepaald therapeutisch milieu met de bejegening die daarbij hoort. Onder het behandelen valt ook het zorgvuldig diagnosticeren en het daarna uitzetten van de behandellijnen. Gelet op de mislukte
resocialisatiepogingen in de vorige klinieken is extra aandacht besteed aan de diagnostiek.Op 21 januari 2014 is de aanvraag voor begeleid verlof ingediend.

3. De beoordeling
Klager meent dat de beklagcommissie zijn klacht te beperkt heeft opgevat, door deze te formuleren als gericht tegen het nog niet aanvragen van verlof. De klacht reikt volgens klager verder en is gericht tegen het niet betrachten van de zorgplicht van
artikel 17 Bvt doordat de behandeling niet voortvarend genoeg plaatsvindt. De beroepscommissie gaat voor de beoordeling van het beroep van dit laatste uit.

Een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling is alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in dit artikel neergelegde zorgplicht. Indien sprake blijkt te zijn van de wijze van betrachten van
de zorgplicht zal klager gelet op artikel 56, vierde lid, van de Bvt niet-ontvankelijk in zijn klacht moeten worden verklaard (vgl. 10/668/TA). Uit de stukken en de door het hoofd van de inrichting gegeven toelichting op het beroep van klager leidt de
beroepscommissie af dat klager sinds zijn komst in de inrichting wel een behandeling is geboden, wat er ook zij van de door klager opgeworpen stellingen omtrent de aanvraag voor begeleid verlof. De behandeling bestaat niet enkel uit die activiteiten
die
gericht zijn op resocialisatie zoals (on)begeleide verloven, maar ook diagnostiek en deelname aan programma-onderdelen en groepsactiviteiten. De beroepscommissie noch de beklagcommissie is bevoegd te treden in de wijze waarop de inrichting vorm geeft
aan de tbs-behandeling, in de vraag of voldoende behandeling is aangeboden dan wel in het oordeel van de inrichting over het behandelresultaat. Klager is derhalve terecht, zij op andere gronden, niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

Klagers beroep op de uitspraak van de beroepscommissie van 10 september 2007 met nummer 07/1476/TA kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat in die zaak gedurende bijna twee jaar een noodzakelijk geachte therapie achterwege was gebleven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 17 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven