Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2060/TB, 2 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2060/TB

betreft: [klager] datum: 2 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 juni 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 november 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en
als getuige-deskundige [...], behandelcoördinator bij het FPC Veldzicht,
Tevens waren al toehoorder aanwezig [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, en [...], stagiaire bij de RSJ.

Klagers raadsman, mr. J.G. de Goeij, heeft bij brief van 15 november 2009 verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak in verband met zijn deelname aan een studiedag op 26 november 2009.
De beroepscommissie heeft besloten dat van het besprokene ter zitting een verslag zal worden opgemaakt. Het verslag is aan klagers raadsman toegezonden en hij is in de gelegenheid schriftelijk op het verslag te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van het FPC Dr. Henri van der Hoevenkliniek (hierna: Van der Hoevenkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 29 januari 1993 ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij besluit van 23 september 1993 is klager
geplaatst in Hoeve Boschoord van waaruit op 26 mei 1997 een verzoek tot herselectie is ingediend. Bij besluit van 30 juli 1997 is klager geplaatst in het FPC Veldzicht. Deze inrichting heeft klager op 2 oktober 2007 aangemeld voor plaatsing op een
longstayafdeling. Bij advies van 13 maart 2009 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
Klager is op 22 juni 2009 geplaatst in de Van der Hoevenkliniek.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wordt niet meer behandeld op de longstayafdeling en hij krijgt geen verlof. Dit is inhumaan. Klager heeft recht op behandeling en hij wil ook behandeld worden.
Klager is medeplichtig geweest aan een gijzeling en dat was reden om hem over te plaatsen. Klager zit nu met 12 mensen op een groep en klager vindt de groep te groot. Klager heeft moeite met medepatiënten om te gaan. Er wordt van hem verwacht dat hij
in
de groep openheid geeft over het delict, waarvoor de tbs is opgelegd. Klager vindt dit moeilijk. Klager trekt zich terug en hij verblijft in een kamerprogramma. Tweemaal per week heeft klager een gesprek met de sociotherapie over ditjes en datjes.
In Hoeve Boschoord ging het goed. Klager is daar wel weggelopen.
In Veldzicht heeft klager op 6 afdelingen verbleven. Op de ICU had klager het naar zijn zin en hij wilde niet overgeplaatst worden naar de afdeling Noord 2.
De Van der Hoevenkliniek is geen kliniek, maar een gevangenis. Indien klager de longstay status behoudt wil hij daar weg en overgeplaatst worden naar een psychiatrische inrichting.
Klager zou heel graag contact willen hebben met zijn pleegvader.
De raadsman heeft aangevoerd dat het interculturalisatie aspekt volstrekt onvoldoende is belicht. De Staatssecretaris heeft o.a. bij brief van 1 juli 2009 (kamerstukken 2008-2009, nr. 29452 nr 117) over dit onderwerp verslag uitgebracht. De
Staatssecretaris verwijst daarin ook naar het advies van de RSJ van 12 november 2007: ‘Als niemand begrijpt wat ik bedoel’ over de allochtoon in de tbs.
Klager is geboren op de Nederlandse Antillen en hij wordt wellicht verkeerd gediagnosticeerd, omdat geen enkele transculturele psychiater hem heeft onderzocht. Verwezen zij naar de uitspraak van de beroepscommissie van 30 juni 2009, 05/2597/TB, waarin
een transcultureel psychiater [...] concludeert dat betrokkene geen paranoïde stoornis heeft, maar dat er sprake was van een acculturatieproblematiek.
De raadsman verzoekt de beroepscommissie om klager te laten onderzoeken door de heer Westenborg om te bezien of er sprake is van acculturatieproblematiek.

Namens de Staatssecretaris is het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid wordt opgemerkt dat niet duidelijk is wanneer het beroep is ingediend. Derhalve kan niet beoordeeld worden of er sprake is van een tijdige indiening.
Klager heeft niet van de hem aangeboden behandeling weten te profiteren. Klager vertoont weinig zelfinzicht en meent ten onrechte in de tbs te verblijven. Hij wordt gezien als blijvend delictgevaarlijk zonder dat er mogelijkheden zijn deze prognose in
gunstige zin te beïnvloeden. Psychiater [...] deelt de diagnostische conclusie van de kliniek en constateert dat het niet gelukt is om klagers gedrag vanuit therapeutisch milieu met medicamenteuze ondersteuning in positieve zin te beïnvloeden. Klager
komt in aanmerking voor een longstayvoorziening met als bijzondere kenmerken een kleine groepsgrootte, veel structuur en een homogene groepssamenstelling.
Psycholoog [...] schrijft dat klagers schizofrenie door de jaren heen slechts marginaal beïnvloedbaar is gebleken. Het delictgevaar kan als groot en duurzaam worden gekwalificeerd. Van verdere behandeling in engere zin kan niet verwacht worden dat het
delictgevaar nog af zal nemen. Hij acht een verblijf in een longstayvoorziening aangewezen.
Ook de LAP concludeert dat vele behandelpogingen niet hebben geleid tot verbetering in het functioneren van klager. Er is sprake geweest van onvoorspelbare, ernstige incidenten (het verwonden van verplegend personeel, een vluchtpoging en een
gijzeling).
De paranoïde achterdocht is onverminderd aanwezig en klager wordt beschouwd als chronisch delictgevaarlijk zonder dat er mogelijkheden zijn deze prognose in gunstige zin te beïnvloeden. Gezien de onbeïnvloedbare gebleken psychotische belevingen en de
onvoorspelbare agressie van klager adviseert de LAP een voorziening met high care/high security.
De interculturalisatie problematiek is niet eerder aan de orde geweest. Klager is afkomstig uit de Nederlandse Antillen en verblijft al lange tijd in Nederland. Klagers achtergrond is niet over het hoofd gezien, maar er was geen aanleiding om een
andere
procedure te volgen. De aan de beslissing ten grondslag liggende rapportages zijn opgemaakt door professionele deskundigen die ofwel zelf over voldoende transculturele expertise beschikken ofwel in staat kunnen worden geacht om te beoordelen of extra
transculturele expertise noodzakelijk wordt geacht.
De getuige-deskundige verklaart dat klager in 2005 is overgeplaatst naar afdeling
Noord 2. In oktober 2007 is de longstay indicatie aangevraagd. De getuige-deskundige ziet, gezien klagers diagnose, geen noodzaak voor een transculturele beoordeling. Klager lijdt aan schizofrenie en wereldwijd wordt een vast aantal criteria gehanteerd
om de diagnose van schizofrenie te stellen.

4. De beoordeling
Namens klager is in het beroepschrift van 26 juli 2009, dat op 26 juli 2009 per fax op het secretariaat van de RSJ is ontvangen, aangevoerd dat de bestreden beslissing pas een week eerder in de Van der Hoevenkliniek aan klager is uitgereikt.
Namens de Staatssecretaris is dit niet betwist, doch slechts gesteld dat niet duidelijk is wanneer het beroep is ingediend.
Gezien het voorgaande geeft de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel en zal hem in zijn beroep ontvangen.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien hij conform
‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose
ongunstig is. Voorts dient er geen mogelijkheid te zijn tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

De uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 2 oktober 2007 en het advies van de LAP van 13 maart 2009 zijn naar het oordeel van de
beroepscommissie voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Zij kunnen betrokken worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening.
Ten aanzien van de longstayaanvraag zijn op 16 september 2008 en 13 november 2008 pro justitia rapportages van [...] psychiater en [...], psycholoog, uitgebracht. [Psychiater] constateert dat het niet gelukt is om klagers gedrag vanuit therapeutisch
milieu met medicamenteuze ondersteuning in positieve zin te beïnvloeden. Er ontstaat geen positieve werkrelatie. Klager heeft een prikkelarme omgeving nodig, die overzichtelijk is. Gezien de impasse in de behandeling is het te overwegen conform de
aanvraag van de kliniek over te gaan tot een longstaystatus om klager uiteindelijk te kunnen plaatsen op een longcare afdeling. [De psycholoog] stelt dat de schizofrenie door de jaren heen slechts marginaal beïnvloedbaar is gebleken. Het delictgevaar
kan als groot en duurzaam worden gekwalificeerd. Van verder behandeling in engere zin kan niet verwacht worden dat het delictgevaar nog af zal nemen. Een verblijf in een longstayvoorziening is hierom aangewezen.

De Staatssecretaris heeft er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in het FPC Veldzicht niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een
longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Gezien klagers diagnose ziet de beroepscommissie geen noodzaak voor een transculturele beoordeling.
Het ziektebeeld schizofrenie komt overal ter wereld voor. De verschijnselen ervan verschillen nagenoeg niet in verschillende culturen. Het stellen van deze diagnose levert daarom, transcultureel, weinig moeilijkheden op.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Van der Hoevenkliniek te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, J.L.Brand en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 2 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven