Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2860/GA, 20 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2860/GA

betreft: [klager] datum: 20 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juli 2009 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
Klagers raadsman, mr. B.T. Nooitgedacht, en de directeur van de gevangenis Alphen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (35/109) en een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel (52/209).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De p.i.w.-ers hebben vanaf het begin geprobeerd klager weg te krijgen. Er was niets aan de hand, totdat klager ineens intern werd overgeplaatst. Klager heeft nooit over zijn strafzaak (zedenmisdrijf) gesproken. Bij de oplegging van de tweede straf is
klager niet eens gehoord. Het beklag betreft drie onderdelen. Het derde onderdeel betreft de interne overplaatsing van afdeling B naar D.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het dossier volgt dat de directeur klager in het belang van zijn veiligheid op 26 januari 2009 in afzondering heeft geplaatst. Echter, volgens de schriftelijke mededeling is aan klager een disciplinaire straf opgelegd naar aanleiding van een
verslag
van 26 januari 2009. De beroepscommissie concludeert dat bij de oplegging van de disciplinaire straf niet de juiste procedures in acht genomen zijn. Zo ontbreekt het verslag van 26 januari 2009, terwijl het verslag van 23 januari 2009 niet is
aangezegd.
Voorts kan niet worden gezegd dat klager zelf verantwoordelijk is voor het verspreiden van delictinformatie of geruchten daarover. Indien de directeur bedoeld heeft een maatregel op te leggen, neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de noodzaak
voor
het voortduren van de maatregel niet blijkt. Een maatregel mag namelijk niet langer duren dan strikt nodig is en dient dan ook te worden beëindigd zodra dit mogelijk en verantwoord is.
Met betrekking tot de tweede disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie dat de straf is opgelegd op dezelfde gronden als de eerste straf, namelijk het uitlekken van delictinformatie. Ook hier is niet de juiste procedure gevolgd. Zo ontbreekt een
verslag van 9 februari 2009, terwijl de directeur in zijn schriftelijke reactie van 3 april 2009 vermeldt dat de straf is opgelegd naar aanleiding van informatie uit een logboek.
Het beklagonderdeel met betrekking tot de interne overplaatsing van 19 januari 2009 dat vermeld staat in het klaagschrift van 26 januari 2009 zal de beroepscommissie om proces-economische redenen zelf afdoen. In zijn schriftelijke reactie van 3 april
2009 schrijft de directeur dat het afdelingshoofd op grond van artikel 16 van de Pbw beleidsvrijheid heeft om een gedetineerde over te plaatsen naar een andere afdeling met hetzelfde regime. Daargelaten of het afdelingshoofd daartoe bevoegd is
verklaard
door middel van een aanwijzing, oordeelt de beroepscommissie als volgt. In soortgelijke uitspraken, onder andere in een uitspraak van 7 januari 2008, kenmerk 07/2067/GA, is de overdracht van een bevoegdheid als hiervoor bedoeld niet in overeenstemming
geacht met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw, ook gezien hetgeen is neergelegd in de Memorie van Toelichting. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de bestreden beslissing is opgelegd in strijd met een
wettelijk voorschrift en om die reden nietig is. Klager had dus niet intern overgeplaatst mogen worden door het afdelingshoofd. Gezien het vooroverwogene zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden
beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, zijn er termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Voorts merkt de beroepscommissie het volgende op. Op grond van het bepaalde in artikel 67, eerste lid, van de Pbw, dient de beklagcommissie binnen vier weken na de datum van ontvangst van het klaagschrift uitspraak op de klacht te doen. Die hiervoor
genoemde termijn kan in bijzondere omstandigheden met een termijn van vier weken verlengd worden, van welke verlenging schriftelijk mededeling moet worden gedaan. In dit geval moet worden vastgesteld dat de beklagcommissie bij het nemen van haar
uitspraak de hiervoor genoemde termijnen ruim heeft overschreden. Nu de wetgever aan de overschrijding van de wettelijke termijnen geen sanctie heeft verbonden, volstaat de beroepscommissie met de constatering dat het tijdsverloop zeer onwenselijk is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 145,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 januari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven