Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2718/GB, 19 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2718/GB

betreft: [klager] datum: 19 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 september 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 4 december 2009 in de gelegenheid gesteld om door een lid van de Raad in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught te worden gehoord. Klager heeft van die gelegenheid geen gebruik willen maken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als onherroepelijk tot gevangenisstraf veroordeelde in de extra beveiligde inrichting te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2007 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier en een half jaar met aftrek wegens bedreiging en gekwalificeerde diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 november 2010. Klager
verblijft sinds 13 november 2007 in de EBI.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Er is in de ogen van klager niets dat een langer verblijf in de EBI kan rechtvaardigen.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is – zakelijk weergegeven – aangegeven dat klager inmiddels ongeveer twee jaar in de EBI verblijft. Er is een rapport van het Gedetineerden recherche-informatiepunt (Grip)
voorhanden,
waaruit naar voren komt dat verzoeker moet worden gezien als een extreem vluchtgevaarlijk persoon. Hij is in het verleden vier keer daadwerkelijk ontvlucht en heeft eenmaal een ontvluchtingspoging ondernomen. Hierbij wordt geweld en het gebruik van
vuurwapens niet geschuwd en was er sprake van hulp van buitenaf. Gelet daarop wordt het zeer aannemelijk geacht dat klager op enig moment uitvoering zal geven aan ontvluchtingsplannen en dat dit voor grote maatschappelijke onrust en een geschokte
rechtsorde in Nederland en in België zal zorgen.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 14 september 2009 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Met klager is met behulp van een tolk in de Franse taal gesproken. De selectiefunctionaris heeft met klager het selectieadvies van de directeur besproken. Hij liet merken het niet eens te zijn met het advies van de directeur en ontkende de informatie
die daarin staat vermeld bij de open bronnen. Volgens klager was hier sprake van laster die op het internet zou staan. Klager stelt zich op het standpunt dat de voorgeschiedenis in België geen rol mag spelen voor het Nederlandse gevangeniswezen. Klager
heeft in de EBI nooit pogingen ondernomen om te vluchten, terwijl daarvoor wel mogelijkheden zouden zijn geweest. Hij had gebruik kunnen maken van een ijzeren draad en staaf die op de afdeling aanwezig zouden zijn en daarnaast zou hij het EBI-systeem
als zijn broekzak kennen. Klager geeft aan de mogelijkheden voor ontvluchting te kennen maar daar geen gebruik van te maken. Hij wil graag in een normaal beveiligde inrichting worden geplaatst. Hij vindt het regime in de EBI onmenselijk en erg zwaar.
Hij voelt zich behandeld als rotte vis. Zo wordt hem geen nachtrust gegund en wordt er niet naar waarheid gerapporteerd. Klager neemt geen deel aan het luchten en de recreatie. Hij eet al twee jaar het hem door de inrichting aangeboden eten niet meer.
Klager heeft veel last van migraine en uitslag op zijn rug.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager als extreem vlucht- en vuurwapengevaarlijk moet worden gekwalificeerd. Hij is in staat gebleken organisatorisch invulling te geven aan ontvluchtingsvoornemens met hulp van buitenaf, waarbij niet
wordt geschroomd gebruik te maken van grof geweld. In geval van een ontvluchting zou er sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een ernstig geschokte rechtsorde, ook omdat niet kan worden
uitgesloten
dat klager wederom zich schuldig zou maken aan ernstige delictplegingen. Hij is inmiddels onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier en een half jaar, waarna hij zal worden overgeleverd aan België. Gelet hierop en gelet op het advies
van de Adviescommissie EBI is besloten klagers verblijf in de EBI te verlengen.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt, mede onder verwijzing naar haar eerdere uitspraken van 20 februari 2008 (07/3092/GB), 16 februari 2009 (09/3092/GB) en 3 juni 2009 (09/847/GB) het volgende.
Uit de stukken komt naar voren dat klager meerdere malen uit Belgische gevangenissen heeft weten te ontvluchten. Hierbij is door klager het gebruik van geweld niet geschuwd, terwijl voorts naar voren komt dat klager in staat is een ontvluchtingspoging
te organiseren met behulp van anderen buiten de inrichting. Gelet daarop komt de beroepscommissie, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager nog
steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt. Nu niet of onvoldoende is gebleken van contra-indicaties voor voortduring van klagers verblijf in de EBI,
komt
de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd met de wet is en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. In
aanmerking
is hierbij genomen dat klager na de tenuitvoerlegging van de straf zal worden overgeleverd aan België.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 januari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven