Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0844/GB, 10 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/844/GB

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 maart 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 4 juni 2010 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als onherroepelijk tot gevangenisstraf veroordeelde in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2007 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier en een half jaar met aftrek wegens bedreiging en gekwalificeerde diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 november 2010. Klager
verblijft sinds 13 november 2007 in de EBI.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de redenen die de selectiefunctionaris heeft gegeven voor de verlenging van zijn verblijf in de EBI. Door de selectiefunctionaris zijn aan de beroepscommissie ook verkeerde gegevens verstrekt. Klager stemt ook niet in met de
schriftelijke weergave van het gesprek met de selectiefunctionaris. Volgens klager zijn er fouten gemaakt bij de vertaling van het gesprek. Klager heeft nooit tegenover de sportleider van de EBI aangegeven dat hij mensen zou kunnen doden als hij dat
nodig zou vinden. Klager heeft niet zozeer een probleem met de verlenging van zijn EBI-status, als wel met de omstandigheid dat er in het dossier verkeerde informatie over klager staat. Daar kan klager in de toekomst, na zijn overlevering aan België,
problemen mee krijgen. Die overlevering zal op of omstreeks 13 november 2010 plaatsvinden. Overigens is ook de in het dossier geciteerde informatie over klagers Belgische justitiële verleden onjuist. Klager staat in België niet bekend als moordenaar.
Klagers raadsvrouw heeft toegezegd het uittreksel van klagers justitiële documentatie uit België aan de beroepscommissie te sturen. Klager is van mening dat onjuiste informatie uit het dossier gewist moet worden. Die informatie wordt anders steeds
herhaald en gaat een eigen leven leiden. Zo wordt steeds weer aangevoerd dat klager in België tot een levenslange gevangenisstraf zou zijn veroordeeld. Dat is echter onjuist. Klager is van mening dat hij geplaatst zou kunnen worden in een inrichting
met
een minder streng beveiligingsregime. Te denken valt daarbij aan een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.

3.2 In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is aangegeven dat klager ten tijde van het opstellen van het voorstel tweeëneenhalf jaar in de EBI verbleef. Uit de ter beschikking staande informatie van het Gedetineerden
recherche-informatiepunt (Grip) komt naar voren dat klager moet worden gezien als een extreem vluchtgevaarlijk persoon. In het verleden is hij vier keer daadwerkelijk ontvlucht en heeft hij één poging tot ontvluchting ondernomen. Hierbij wordt geweld
met vuurwapens niet geschuwd en heeft hij verschillende keren hulp van buitenaf gehad. Een ontvluchting van klager zou leiden tot grote maatschappelijke onrust en een geschokte rechtsorde in Nederland en België. Geadviseerd wordt verzoekers verblijf in
de EBI te verlengen.

3.3 De selectiefunctionaris die klager op 9 maart 2010 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager is van mening gediscrimineerd te worden door het personeel. Hij was gedurende het hele gesprek ontstemd. Klager heeft daarbij een aantal opmerkingen geplaatst over het personeel en over zijn verblijf in de EBI. Aan klager is voorgesteld om een
gesprek met een psycholoog of psychiater te regelen. Klager wenste deze personen niet te ontvangen.

3.4 De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie naar voren komt dat klager moet worden gekwalificeerd als vlucht- en vuurwapengevaarlijk. Hij is in staat gebleken om organisatorische invulling te geven aan zijn
ontvluchtingsvoornemens met hulp van buitenaf. Daarbij heeft hij niet geschroomd gebruik te maken van geweld. Verwezen wordt naar eerder aan de beroepscommissie overgelegde stukken. In de periode van 15 september 2009 tot 5 maart 2010 heeft klager
aangegeven niets meer te verliezen te hebben. Daarbij heeft hij aangegeven een keiharde crimineel te zijn en mensen te zullen vermoorden als hij dat nodig mocht achten. In geval van ontvluchting zou wederom sprake zijn van een onaanvaardbaar
maatschappelijk risico, maatschappelijke onrust en van een zeer geschokte rechtsorde. Klager zal na ommekomst van zijn detentie worden overgeleverd aan België.

3.5 De selectiefunctionaris heeft op 2 juli 2010, naar aanleiding van het toegezonden verslag van horen van 4 juni 2010, nog het volgende naar voren gebracht.
Naar aanleiding van hetgeen door en namens klager bij gelegenheid van het horen op 4 juni 2010 naar voren is gebracht, is aan klager een brief gezonden waarin het volgende (zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang) staat vermeld.
De door klager gemaakte opmerking, te weten dat hij een keiharde crimineel zou zijn en mensen zou vermoorden als hij dat nodig zou achten, is blijkens nader onderzoek gedaan binnen een bepaalde context. Die opmerkingen zijn ten onrechte in de genoemde
rapportage opgenomen en dus ook in de brief van de selectiefunctionaris van 12 maart 2010 aan klager. Die opmerkingen moeten als niet geschreven worden beschouwd.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. In artikel 26 van voornoemde Regeling worden de voorwaarden genoemd die in acht dienen te worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt, mede onder verwijzing naar haar eerdere uitspraken van 20 februari 2008 (07/3092/GB), 16 februari 2009 (09/3092/GB), 3 juni 2009 (09/847/GB) en 19 januari 2010 (09/2718/GB) het volgende.
Uit de stukken komt naar voren dat klager meerdere malen uit Belgische gevangenissen heeft weten te ontvluchten. Hierbij is door klager het gebruik van geweld niet geschuwd, terwijl voorts naar voren komt dat klager in staat is een ontvluchtingspoging
te organiseren met behulp van anderen buiten de inrichting.
Daar waar de selectiefunctionaris in zijn laatste beslissing heeft aangegeven dat klager zelf zou hebben aangegeven een keiharde crimineel te zijn die mensen zou vermoorden als hij dat noodzakelijk zou achten, geldt dat de selectiefunctionaris dit
argument heeft laten vallen als grond voor klagers verblijf in de EBI. Dat laat evenwel onverlet dat voldoende aannemelijk is geworden dat de overige gronden nog steeds actueel zijn. Gelet daarop komt de beroepscommissie, de hiervoor genoemde
omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige
geweldsdelicten vormt. Nu niet of onvoldoende is gebleken van contra-indicaties voor voortduring van klagers verblijf in de EBI, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd met de
wet
is en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. In aanmerking is hierbij genomen dat klager na de tenuitvoerlegging van de straf zal worden overgeleverd aan België.

Voor zover door en namens klager is opgemerkt dat zich in de vanuit België aangeleverde justitiële informatie onjuistheden zouden staan vermeld, geldt dat klager zich, wellicht door tussenkomst van zijn raadsvrouw, ter zake dient te richten tot de
Belgische (justitiële) autoriteiten.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.A.G. Rutten, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven