Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0847/GB, 3 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/847/GB

betreft: [klager] datum: 3 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...]l, verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 maart 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 13 mei 2009 met behulp van een tolk Frans via de tolkentelefoon door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

1.1. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2007 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier en een half jaar met aftrek wegens bedreiging en diefstal onder verzwarende omstandigheden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13
november 2010. Klager verblijft vanaf 13 november 2007 in de EBI.

2. De standpunten
2.1. Klager heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
De hele procedure schiet niet op. Er is geen ander onderzoek aan de gang. Klager heeft geen contact met zijn familie, mag niet telefoneren met de buitenwereld. Het lijkt een circus zoals het hier aan toe gaat.
Klager is bezig met een verzoek om zijn straf uit te zitten in België. Volgens zijn raadsvrouw moet er snel antwoord komen. Tot op heden heeft klager niets vernomen.
Klager hoorde overigens pas zojuist dat hij nu gehoord zou worden. Hij heeft niet eerder een uitnodiging ontvangen. Hij was er niet van op de hoogte dat zijn raadsvrouw er niet bij zou zijn.
Het verblijf in de EBI moet een tijdelijk karakter hebben. Desondanks wordt zijn verblijf telkens met zes maanden verlengd. Hierdoor wordt het tijdelijke karakter teniet gedaan.
Klager begrijpt dat er EBI’s zijn. Klager heeft in de periode van verblijf nooit een ontvluchtingpoging gedaan. Het heeft geen zin klager hier langer vast te houden.
In België heeft hij zich aan zijn detentie onttrokken omdat hij het niet eens was met de hoogte van de straf. Hier in Nederland zou hij hooguit een derde van die straf krijgen.
Klager heeft een strafbaar feit gepleegd en is daarvoor in België bestraft. Hij is volgens de rechtbank Den Haag te zwaar gestraft. Na ommekomst van twee derde van die straf zou hij in vrijheid worden gesteld. Een eventuele reststraf van een andere
straf zou daarmee komen te vervallen.
Klager heeft wel iets gedaan, maar begrijpt niet waarom hij als gevolg daarvan in de EBI verblijft.
Klagers rechten moeten worden nageleefd.

2.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is aangegeven dat klager inmiddels ongeveer anderhalf jaar in de EBI verblijft. Om tot een goede beoordeling van de eventuele verlenging te komen zijn alle feiten nogmaals bekeken.
Uit
GRIP-rapportage blijkt dat klager moet worden gezien als een extreem vluchtgevaarlijk persoon. Hij is in het verleden vier maal daadwerkelijk ontvlucht en heeft éénmaal een poging tot ontvluchting gedaan. Hierbij schuwt hij geweld en vuurwapens niet.
Daarnaast heeft hij verschillende keren hulp van buitenaf gehad. Gelet op de ernst van de informatie acht men het zeer aannemelijk dat klager op enig moment uitvoering zal geven aan zijn ontvluchtingplannen. Een ontvluchting zou zorgen voor grote
maatschappelijke onrust en een geschokte rechtsorde in Nederland en België.

2.3. De selectiefunctionaris die klager op 11 maart 2009 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager liet tijdens het gesprek weten het niet eens te zijn met het advies van de directeur. Hij ontkende alle informatie en noemt deze laster. De voorgeschiedenis die plaats vond in België mag volgens klager niet gebruikt worden voor het Nederlandse
gevangeniswezen. Dit zou ook in enig reglement staan. Welk dat wist klager niet. Hij heeft in de EBI nimmer een poging tot ontvluchting gedaan, terwijl de mogelijkheden er wel waren. Hij zou gebruik hebben kunnen maken van een ijzeren draad van 50 cm
en
een ijzeren staaf van 30 cm die op de afdeling aanwezig zouden zijn. Daarnaast kent hij het EBI-systeem als zijn broekzak.
Klager noemt het verblijf op de EBI erg zwaar en onmenselijk. Het verblijf is in strijd met vele bepalingen van een document betreffende de rechten van de mens.

2.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager moet worden gekwalificeerd als extreem vlucht- en vuurwapengevaarlijk en dat hij in staat is (gebleken) organisatorische invulling te geven aan ontvluchtingvoornemens met hulp van buitenaf,
waarbij hij niet schroomt gebruik te maken van grof geweld. Hiervoor wordt verwezen naar de brieven van 12 november 2007, 18 april 2008 en 20 oktober 2008. In geval van ontvluchting zou wederom sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico,
van maatschappelijke onrust en van een ernstig geschokte rechtsorde, óók omdat niet uitgesloten kan worden dat klager zich wederom schuldig zou maken aan ernstige delictplegingen. Klager is hier te lande veroordeeld tot een onherroepelijke
gevangenisstraf van vier en een half jaar. Bovendien zal klager na zijn gevangenisstraf worden overgeleverd aan België. Mede gelet op het vorenstaande en het advies van de Adviescommissie is besloten klagers verblijf in de EBI te verlengen.

3. De beoordeling
3.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

3.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

3.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

3.4. De beroepscommissie overweegt mede onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in de uitspraken van 20 februari 2008 (kenmerk 07/3092/GB) en 16 februari 2009 (kenmerk 08/2716/GB) het volgende.
Uit de stukken komt naar voren dat klager in staat is gebleken in België meerdere malen te ontvluchten. Daarbij heeft klager het gebruik van geweld niet geschuwd. Ook komt naar voren dat klager in staat is om een ontvluchting te organiseren met hulp
van
derden van buiten de inrichting. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van klager nog steeds sprake is van een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in
termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten. Het terzake door klager gevoerde verweer doet hier niet aan af. Nu overigens niet is gebleken van contra-indicaties voor voortduring van klagers verblijf in de EBI, komt de beroepscommissie tot
het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd met de wet is en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 juni 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven