Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1130/GB-eindbeslissing, 13 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/1130/GB - eindbeslissing

Betreft: [klager] datum: 13 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.W.A. Dekens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 mei 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op 15 juli 2008 heeft de beroepscommissie in een tussenbeslissing de behandeling van het beroep aangehouden voor het horen van klager en het verrichten van een onderzoek naar het in de locatie Esserheem geldende regime. Op 30 juli 2008 zijn klager en
de
selectiefunctionaris, [...], gehoord in de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen. Van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) waren aanwezig [...] en [...], juridisch medewerkers.
Van het apart gevoerde gesprek met de unit-directeur is bijgevoegd verslag opgemaakt, dat aan klager, zijn raadsvrouw en de selectiefunctionaris voor reactie is toegezonden. Van klagers raadsman is op 11 augustus 2008 een reactie op het verslag
ontvangen. De selectiefunctionaris heeft op 18 augustus 2008 op het verslag gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 februari 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis
Lelystad. Op 16 mei 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met het feit dat hij gedurende de rest van zijn detentie ernstig geïsoleerd raakt van zijn partner en kinderen. Voor het bezoek is het onmogelijk klager in de
gevangenis Veenhuizen te komen bezoeken. De kinderen en hun moeder wonen in Amsterdam. Zij beschikken niet over een auto en de inrichting is met het openbaar vervoer slecht bereikbaar.
Klager verkeerde in de veronderstelling dat hij zijn detentie in de gevangenis Lelystad zou uitzitten. De overplaatsing naar Veenhuizen kwam voor hem als een nare verassing. Hij was niet op de hoogte van het feit dat hij gelet op zijn status als
ongewenst vreemdeling slechts in aanmerking kan komen voor een beperkt aantal inrichtingen. Klager meent dat, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, een uitzondering moet worden gemaakt op het beleid. Klager zou tot aan het onherroepelijk worden
van
de uitspraak van de strafrechter, kunnen worden geplaatst in een inrichting dichterbij zijn familie. Klager zou op die manier een groot gedeelte van zijn detentie nog enig contact met zijn naasten kunnen onderhouden. Verder dient het hoger beroep in
klagers strafzaak in Amsterdam.
Klager verwijst naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie van 20 maart 2008 met nummer 07/3305/GB. Klager zal vanwege zijn status als ongewenst vreemdeling niet in aanmerking komen voor verloven. Evenmin komt hij in aanmerking voor
detentiefasering.

Ter zitting van 30 juli 2008 heeft klager aangegeven dat hij geen onderwijs geniet. Niemand is naar hem toegekomen om hem daarop te wijzen. Klager verblijft nog steeds op de inkomstenafdeling omdat hij problemen had met enkele personen. Hij heeft
daarom
geen arbeid. Voor klager is het bezoek het belangrijkste. Sinds zijn overplaatsing naar Esserheem ontvangt hij geen bezoek. De huidige situatie levert veel stress op.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Klager heeft hiertegen hoger beroep aangetekend.
In het ‘beleidskader strafrechtelijke vreemdelingen’ is vastgelegd dat gedetineerden die na ommekomst van hun detentie niet langer in Nederland mogen verblijven, in een inrichting worden geplaatst waar ook een unit is ingericht van de Dienst terugkeer
en vertrek. In deze unit worden voorbereidingen getroffen voor de uitzetting naar het land van herkomst.
De gevangenis Veenhuizen is een normaal beveiligde inrichting met een algemeen regime. In deze inrichting wordt arbeid en educatie aangeboden. Verloftoekenning en detentiefasering zijn niet structureel uitgesloten. Op elke aanvraag vindt een
individuele
afweging plaats. Omdat veel gedetineerden na hun detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben, zullen veel aanvragen om die reden niet gehonoreerd kunnen worden. Om diezelfde reden is voorstelbaar dat detentiefasering is uitgesloten. Echter
bij
ook deze beslissingen vindt een individuele afweging plaats. Aan het uitgangspunt gedetineerden zo veel mogelijk in een regime van algehele gemeenschap te plaatsen, is voldaan. In de gevangenis Veenhuizen, locatie Esserheem, bestaat op de
woensdagmiddag
de mogelijkheid bezoek te ontvangen. Niet gebleken is dat het voor klager absoluut onmogelijk is bezoek te ontvangen. Weliswaar is de gevangenis Veenhuizen lastiger te bereizen dan een inrichting in het westen van het land, maar niet totaal onmogelijk.
Aan het verzoek klager te plaatsen in het detentiecentrum Alphen aan den Rijn kan niet worden ingegaan, omdat dit detentiecentrum enkel is bestemd voor gedetineerden met een strafrestant korter dan vier maanden.
De inzet van overheidsmiddelen is niet onbeperkt. Het is dan ook niet onredelijk om gevangeniscapaciteit in het westen van Nederland primair in te zetten voor gedetineerden die na hun detentie wel rechtmatig in Nederland mogen blijven. De activiteiten
in die inrichtingen zijn primair gericht op de voorbereiding van de terugkeer in de Nederlandse samenleving.

Ter zitting van 30 juli 2008 is door de selectiefunctionaris betoogd dat de directeur van Esserheem heeft verzekerd dat er een aanbod is van onderwijs en arbeid en dat er een verloftoetsing plaatsvindt. Er is geen algemeen beleid op grond waarvan
strafrechtelijke vreemdelingen niet in aanmerking komen voor verlof. Er wordt voldaan aan de minimumeisen van een algeheel regime. Wat betreft het beperkte aanbod aan onderwijs kunnen klagers zich wenden tot de beklagcommissie. De selectiefunctionaris
kan de stelling dat gedetineerden vanwege de uitspraak van de beroepscommissie worden uitgeplaatst niet verifiëren. Het ministerie wil uitzetting bevorderen. Uit oogpunt van efficiency is het dan logisch te kiezen voor locaties met medewerkers van
DT&V.
Dit geldt voor de locatie Esserheem.

De vertegenwoordiger van DJI merkt ter zitting van 30 juli 2008 op dat het algehele regime in de voorzieningen van de strafrechtelijke vreemdelingen niet verschilt van het regime in de overige inrichtingen met een algeheel regime. Om die reden is de
differentiatie geregeld in een beleidskader. Het uitgangspunt bij plaatsing van gedetineerden is plaatsing in de regio (regionalisering). Omdat resocialisatie bij strafrechtelijke vreemdelingen niet aan de orde is en de regionale plekken in het westen
van het land nodig zijn voor andere groepen, is ervoor gekozen de capaciteit in de locatie Esserheem te benutten voor strafrechtelijke vreemdelingen.
Gelet op de uitspraak van de beroepscommissie dat de voorziening in de locatie Esserheem dient te worden beschouwd als een bijzondere opvang is een voorstel tot wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden voor
advies
voorgelegd aan de RSJ. Het ministerie hoopt per 1 oktober a.s. deze wijziging in werking te laten treden.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. In het ‘Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ heeft de Minister zijn beleid kenbaar gemaakt ten aanzien van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen. In haar uitspraak van 20 maart 2008 met nummer 07/3305/GB heeft de
beroepscommissie in een vergelijkbare zaak het beroep tegen de plaatsing in de voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen in de locatie Esserheem gegrond verklaard. De beroepscommissie oordeelde dat het regime van de locatie Esserheem moet worden
gezien als een bijzondere opvang gelet op het ontbreken van educatie-activiteiten en het structureel niet verlenen van verlof en het niet toelaten van de aldaar gedetineerden tot detentiefasering. Bovendien is de verblijfsstatus van de gedetineerde
beslissend voor de selectie. Voornoemd beleidskader kan niet tot het benodigde wettelijke kader worden gerekend.

4.4. Uit het op 30 juli 2008 gehouden onderzoek door de beroepscommissie komt naar voren dat het algeheel regime in de gevangenis Veenhuizen voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Weliswaar is gebleken dat het aanbod aan onderwijs beperkt
is,
maar er is geen sprake van het structureel ontbreken van onderwijs. Wat betreft de verlofverlening is gebleken dat dit zelden plaatsvindt. De directeur geeft aan dat verlof alleen wordt toegestaan bij een bezoek aan ziekenhuis of rechtbank. Nu op grond
van artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting de ongewenstverklaring en uitzetting na detentie leidt tot een weigering van het verlof, kan niet in zijn algemeenheid geoordeeld worden dat de minimale
verlofmogelijkheden strijdig zijn met de wet. Omtrent de arbeid is gebleken dat hiervan voldoende aanbod in de inrichting aanwezig is. Het TR-programma is niet van toepassing in deze inrichting.

De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen dient te worden beschouwd als een bijzondere opvang zoals bedoeld in artikel 14 van de Pbw, waarbij de verblijfsstatus van de gedetineerde bepalend is voor zijn selectie. In hoofdstuk IV van de
Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden de inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang genoemd. De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen wordt aldaar niet aangewezen als een inrichting of
afdeling voor bijzondere opvang. De voor de locatie Esserheem te Veenhuizen bestaande bestemmingsaanwijzing van 30 april 2007, kenmerk 5481731/07/DJI, betreffende de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, spreekt evenmin over een separate inrichting of
afdeling voor de opvang van strafrechtelijke vreemdelingen. In de brief van 18 augustus 2008 bevestigt de selectiefunctionaris dat de bestemmingsaanwijzing niet in die zin is gewijzigd.
Nu in de regelgeving een grondslag voor de bestreden beslissing ontbreekt, moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond.

De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 13 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven