Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2159/GV, 8 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2159/GV

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.C. Meijer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 augustus 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H.C. Meijer om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing is onvoldoende gemotiveerd en dient wegens strijd met het motiveringsbeginsel te worden vernietigd. Het openbaar ministerie heeft op onjuiste en onterechte gronden negatief geadviseerd.
Klager ontkent met klem dat hij getracht heeft getuigen te beïnvloeden. Die stelling van het openbaar ministerie wordt op geen enkele wijze onderbouwd en de juistheid is niet te controleren. Voorts vraagt klager zich af welke getuigen het openbaar
ministerie bedoelt. Klager vermoedt dat het openbaar ministerie dit slechts concludeert op grond van een onjuiste veronderstelling van de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 21 februari 2008. Het openbaar ministerie kan die veronderstelling niet
klakkeloos overnemen zonder zelf eerst onderzoek te hebben gedaan naar de juistheid van een dergelijke opvatting en kan die veronderstelling niet hanteren als weigeringsgrond. Het enkele gegeven dat de feiten, waarvoor klager is veroordeeld en waarvoor
hij thans preventief gehecht is, zijn gepleegd deels in een proeftijd van een eerdere veroordeling kan evenmin een gegronde reden zijn om het verzoek om verlof af te wijzen. Klager is niet eerder veroordeeld voor feiten als waarvoor hij nu gedetineerd
is. Hoofddoel van algemeen verlof is dat een gedetineerde zich kan voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Een eventuele veroordeling in de proeftijd kan uiteraard niet betekenen dat een gedetineerde geen recht meer heeft om door middel van
verlof zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek en bevindt zich thans bijna achttien maanden in voorlopige hechtenis. Tot op heden heeft hij geen
verlof mogen hebben. Kennelijk is het de intentie van het openbaar ministerie om klager zijn gehele straf te laten uitzitten zonder enig moment van verlof. Voor zover klager bekend is vanuit de inrichting waar hij gedetineerd is c.q. gedetineerd is
geweest nimmer negatief over hem gerapporteerd. Nu de advocaat-generaal schriftelijk geen advies heeft gegeven, kan gesteld worden dat er voor wat betreft het onderhavige verlof geen advies is afgegeven. Aan de advocaat-generaal is inmiddels verzocht
om
stukken toe te sturen waaruit zou blijken dat er sprake is van beïnvloeding van getuigen door klager. Ten onrechte is gesteld dat in de zaak, waarvoor klager is veroordeel er sprake is van grote angst bij slachtoffers. Er is slechts één belastende
aangifte. Uit niets blijkt dat de aangeefster grote angst heeft en evenmin staat vast dat klager die aangeefster thans tracht te beïnvloeden. De zaak staat pro forma op zitting van het gerechtshof op 24 oktober 2008. De conclusie dat klager zich bij
een
eventueel verlof niet aan de voorwaarden zal houden, is geheel onjuist en gebaseerd op vage vermoedens.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De advocaat-generaal heeft telefonisch laten weten bij haar negatieve advies te blijven van 19 maart 2008. Bij een veroordeling in eerste aanleg is het advies van het openbaar ministerie zwaarwegend. In de zaken, waarvoor klager in eerste aanleg is
veroordeeld, is sprake van zeer grote angst bij de slachtoffers. Zeker ook nu er volgens de advocaat generaal nog immer sprake is van beïnvloeding van de slachtoffers. Aangezien klagers strafzaak binnen afzienbare tijd in hoger beroep voorkomt, is het
gelet op de mogelijke beïnvloeding van de slachtoffers zoals door de advocaat generaal wordt genoemd, niet raadzaam om klager in dit stadium van het proces verlof te verlenen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Lelystad heeft, hoewel klagers gedrag in detentie goed is, gelet op het advies van de advocaat-generaal, dat telefonisch is bevestigd door het GRIP, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam heeft telefonisch aangegeven te persisteren bij het eerder gegeven negatieve advies omdat in dit stadium van de procedure, zowel klager als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld,
algemeen verlof onwenselijk wordt geacht. Uit de strafmotivering van de rechtbank komt naar het oordeel van de advocaat-generaal voldoende naar voren dat klager ook vanuit detentie nog tracht om slachtoffers te beïnvloeden.
De politie heeft aangegeven dat het verlofadres niet bekend staat als drugspand of een pand waar de politie vaak komt, maar dat de bewoner van het pand wel antecedenten heeft.
Uit het schrijven van de advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam van 22 september 2008 aan klagers raadsman volgt dat ook wanneer onjuist zou zijn dat sprake is van beïnvloeding van getuigen, het advies negatief zou luiden. Dit in verband
met
de ernst van de feiten en de onwenselijkheid van contact met de slachtoffers.

3. De beoordeling
Klager heeft hoger beroep aangetekend tegen een veroordeling in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens de voortgezette handeling van mensenhandel en witwassen, meermalen gepleegd. De fictieve v.i.-datum valt thans op of
omstreeks 5 maart 2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 13 dagen ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt voorop dat het gevaar voor beïnvloeding van getuigen in een lopende strafzaak in beginsel een grond kan vormen voor afwijzing van een verzoek om verlof.
Vast is komen staan dat de afwijzing van klagers verlofaanvraag rust op het negatieve advies van de advocaat-generaal, dat door de directeur van de inrichting en de selectiefunctionaris is overgenomen. De door directeur van de inrichting genoemde
telefonische GRIP-informatie is niet schriftelijk vastgelegd noch nader omschreven en kan derhalve geen rol spelen in de beoordeling van het beroep.
Door de advocaat-generaal is niet nader gemotiveerd waaruit het concrete gevaar voor beïnvloeding zou bestaan. In de reactie van 22 september 2008 wordt aangegeven dat ook wanneer onjuist zou zijn dat er sprake is van beïnvloeding van getuigen het
advies negatief zou luiden. Ter motivering van die stelling wordt in algemene bewoordingen verwezen naar ernst van de feiten en de onwenselijkheid van contact met de slachtoffers ten aanzien van klagers strafzaak. Gelet op het hiervoor overwogene en
mede gelet op het feit dat klagers strafzaak dateert uit 2005, thans in hoger beroep aanhangig is en dat aan klager geen beperkingen zijn opgelegd door de rechter-commissaris, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris
op ontoereikende gronden rust. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het
toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 oktober 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven