Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0865/TA, 7 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/865/TA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek, locatie Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 31 maart 2008 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord [...], juridisch medewerker, en [...], hoofd therapeutisch milieu.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Klager heeft zijn standpunt schriftelijk toegelicht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft insluiting in de eigen verblijfsruimte tijdens de arbeidsuren vanwege weigering van deelname aan werkzaamheden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de afdelingsregels van afdeling 1, waar klager ten tijde van de klacht verbleef, worden patiënten die niet aan de ingeroosterde activiteiten deelnemen, ingesloten in hun kamer voor de duur van de activiteiten. Deze regel geldt ook op de
verblijfsafdeling 5, waar klager thans verblijft. Bezigheden zijn van belang, niet alleen in het kader van de behandeling, maar ook in het kader van de verpleging. Dit geldt dus ook voor patiënten die (nog) niet aan behandeling willen meewerken, zoals
klager. Het past in een goed behandel- en verpleegklimaat dat er structuur in dag en week is en dat patiënten gestimuleerd worden een goede invulling aan hun dagen te geven. Het was de bedoeling dat sociotherapeuten meegingen naar de arbeid, maar dat
is
in de loop der tijd veranderd, omdat dit op afdeling 1 niet kon. Klager had conform de wet vier uur uitsluittijd.
Voor klager is een longstayplaatsing aangevraagd, omdat hij - anders dan de inrichting - van mening is dat hij niet behandeld hoeft te worden. De inrichting ziet wel behandelmogelijkheden. De longstayaanvraag betekent niet dat in het kader van de
verpleging geen behandelingsaanbod gedaan zou moeten worden. Als rode draad in klagers behandelingsplan is het risicomanagementsplan opgenomen, waarbij het gaat om samenwerken en erkennen van een aantal risicogebieden die tot het tbs-delict hebben
geleid.
Bedoelde insluiting van klager is geen sanctie op het niet deelnemen aan werkzaamheden en vindt ook niet primair plaats uit veiligheidsoverwegingen. Theoretisch zou klager op individuele gronden niet ingesloten hoeven worden. Het is lastig te zeggen of
klagers conditie dan achteruit zou gaan. Klager is niet te corrigeren, maar het valt wel op dat klager baat heeft bij het geven van structuur. Klager is het daarmee niet eens.
De inrichting heeft geen beroep gedaan op jurisprudentie van de beroepscommissie met betrekking tot corveetaken, die zich bij de stukken van de beklagcommissie bevindt. Kennelijk heeft de beklagcommissie die jurisprudentie bij de stukken gevoegd. De
inrichting wil wel een beroep doen op de uitspraken 03/2638/TA en 06/2167/TA van de beroepscommissie, die zien op insluiting bij niet deelnemen aan ingeroosterde activiteiten.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het is verwonderlijk dat de inrichting in beroep gaat tegen de uitspraak van de beklagcommissie dat insluiting bij niet deelnemen aan de arbeid in zijn geval onrechtmatig is. De beklagcommissie heeft met die uitspraak immers de inrichting de hand boven
het hoofd gehouden, omdat klager reeds in de beklagfase heeft aangevoerd dat het insluiten in zijn geval een schending van artikel 46 Bvt oplevert. Het is logisch dat je naar de arbeid dient te gaan als je je daarvoor hebt opgegeven. Dergelijke
verpleegden worden niet ingesloten als ze niet aan de arbeid deelnemen. Klager heeft van meet af aan aangegeven dat hij niet deelneemt aan de arbeid. Door hem in te sluiten tijdens de arbeidsuren is sprake van het hem met een strafmaatregel willen
dwingen om naar de arbeid te gaan. Dwangarbeid is verboden. Er is voorts sprake van economische uitbuiting, omdat verpleegden worden gedwongen geld voor de inrichting te verdienen en te koken voor medeverpleegden en personeel. Hiermee is ook sprake van
schending van alle mensenrechtenverdragen.
De inrichting heeft bij de beklagcommmissie jurisprudentie aangehaald, die niet relevant is, omdat die jurisprudentie ziet op corveewerkzaamheden op de afdeling. De inrichting schijnt veel belang te hechten aan toestemming van de beroepscommissie om de
wet aan haar laars te lappen, wat wellicht samenhangt met de omstandigheid dat de inrichting in de nieuwbouw te Almere verpleegden wil gaan uitbuiten door hen te dwingen naar de arbeid te gaan en te verplichten elke dag voor de afdeling en het
personeel
te koken.
In tegenstelling tot wat de inrichting in beroep beweert, geldt op afdeling 5 niet de regel die op afdeling 1 geldt. Omdat dit niet voor klager valt te bewijzen, verzoekt hij de beroepcommissie personen van afdeling 5 als getuige te horen.

3. De beoordeling
Aan de orde is het beroep van het hoofd van de inrichting tegen de uitspraak van de beklagcommissie op het beklag van klager, dat ziet op het toepassen van de afdelingsregels van afdeling 1 op klager. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht
om
dit beroep te kunnen beoordelen en wijst klagers verzoek om personen van afdeling 5 als getuige te horen over de situatie op die afdeling af.

Volgens de voor alle bewoners van afdeling 1 geldende afdelingsregels en het verhandelde ter zitting is het uitgangspunt op die afdeling dat elke bewoner overeenkomstig artikel 31 Bvt vier uur uitsluittijd heeft en verder buiten zijn kamer kan
verblijven voor deelname aan binnen het dagprogramma opgenomen activiteiten, voor zover een bewoner daaraan deelneemt. Elke bewoner die niet deelneemt aan een activiteit van het dagprogramma wordt voor de duur van die activiteit ingesloten op de eigen
kamer.
Primair liggen daaraan geen veiligheidsoverwegingen ten grondslag, maar een therapeutisch belang bij deelname aan activiteiten dan wel het stimuleren daar aan deel te nemen. Dit belang geldt in het kader van de verpleging ook voor bewoners die niet
behandeld willen worden en voor bewoners voor wie een longstayplaatsing is aangevraagd, zoals klager, die baat (kunnen) hebben bij structuur. Volgens de inrichting heeft klager baat bij structuur.

Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat het insluiten van klager vanwege het niet deelnemen aan werkzaamheden in strijd met de wet dan wel onredelijk of onbillijk is. Evenmin kan worden geoordeeld dat de inrichting klager in strijd met
artikel 46 Bvt dwingt tot het verrichten van werkzaamheden, zoals door klager gesteld. Daarbij is in aanmerking genomen dat het in het kader van de verpleging stimuleren tot deelname aan activiteiten in overeenstemming is met de bedoeling van de
wetgever. Zo wordt in paragraaf 2.4 van de Memorie van toelichting bij de Bvt vermeld dat de verpleging behalve de beveiligingscomponent ook de verzorging van de verpleegde tijdens de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel omvat, waaronder begrepen het
doen van een aanbod aan de verpleegde tot en het stimuleren en faciliteren van zijn behandeling. In dezelfde paragraaf wordt verder aangegeven dat het scheppen en instandhouden van een sociotherapeutisch milieu een structureel onderdeel van de
tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel is en dat in het algemeen kenmerkend daarvoor wordt geacht: “het structureren van de leefomgeving op een zodanige wijze dat de verpleegden continu worden gemotiveerd voor en gestimuleerd worden tot medewerking aan
behandeling, nodig met het oog op de vermindering of opheffing van de uit de stoornis van hun geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid voor de veiligheid van anderen dan de verpleegden of de algemene veiligheid van personen of goederen.”
Hieraan kan niet afdoen dat voor klager, wegens het niet willen meewerken aan behandeling, een longstayplaatsing is aangevraagd. In dit verband is van belang dat ook voor verpleegden die in een longstayvoorziening worden geplaatst een verplegings- en
behandelingsplan wordt opgesteld, zij het niet gericht op resocialisatie.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 augustus 2008

secretaris voorzitter

Naar boven