Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0914/TA, 7 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/914/TA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 april 2008 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) het onvoldoende aandacht schenken aan rouwverwerking na het overlijden van klagers broer op 7 juli 2007, en
b) het niet in de gelegenheid stellen om in het mortuarium afscheid van zijn broer te nemen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Nadat zijn vrouw de inrichting had ingelicht over het overlijden van klagers broer [...], heeft een therapeut klager aangegeven op dat moment weinig anders te kunnen doen dan de directeur een mail te sturen. Er is geen directielid of afdelingshoofd bij
klager langsgekomen. Drie weken later kwam de unit-directeur klager condoleren met het verlies van zijn zus. Deze bleek toen nog niet op de hoogte te zijn van het overlijden van zijn broer [...]. De maatschappeijk werker zou worden ingelicht door de
hoofdmanager, maar moest van klager zelf vernemen dat zijn broer was overleden.
De inrichting heeft hem niet gewezen op de mogelijkheden om persoonlijk afscheid van zijn dierbaren te nemen volgens de binnen de inrichting geldende gedragslijn bij overlijden. Klager heeft binnen de inrichting aan verscheidene personeelsleden en de
geestelijke verzorging zelf te kennen gegeven dat hij afscheid van zijn broer [...] wilde nemen. Hij ging er vanuit dat zijn verzoek serieus zou worden genomen. Hij heeft echter niets meer gehoord. Toen klagers advocaat Kurvers navraag deed, bleek
niets
met klagers verzoek te zijn gedaan. Een personeelslid van zijn afdeling, [A], is boos naar voren gegaan. Vervolgens heeft het personeelslid [B] aan klager doorgegeven dat hij niemand kon bereiken en dat er een mail zou worden gestuurd. Klager weet niet
wie die mail zou versturen. Pas twee à drie dagen na de crematie van zijn broer heeft hij personeelslid [B] vervolgens weer gezien.
De divisiemanager [C] heeft klager gezegd dat het verkeerd is gegaan en heeft geregeld dat zijn vrouw per taxi naar de inrichting kwam voor een gesprek. Daarin heeft [C] duizend keer excuses aangeboden. Er is niet naar hem omgekeken. Het personeel op
klagers afdeling spreekt daar schande van.
Klager vertrouwt het personeel niet en verwacht niet dat de mail inzake het afscheid nemen van zijn broer gevonden zal worden. Zelfs de condoleancekaart, die hij aan zijn familie wilde sturen en die zijn vrouw voor hem in de inrichting heeft afgegeven,
is zoekgeraakt, waardoor hij zijn familie zelfs geen kaart heeft kunnen sturen.
In korte tijd zijn vier familieleden van klager aan kanker overleden. Hij heeft alleen geen afscheid van zijn zus willen nemen, omdat hij dat niet aankon. Hij heeft nu nog één broer, die ernstig ziek is. Klager is ook bang voor zijn eigen gezondheid.
Door nalatigheid en miscommunicatie door personeel heeft hij geen afscheid van zijn broer [...] kunnen nemen.
Hij zou vrede met de hele situatie kunnen hebben en rust kunnen krijgen, als hij door de inrichting in de gelegenheid zou worden gesteld tot het bezoeken van het strooiveld waarover de as van zijn moeder -de centrale persoon binnen het gezin- is
uitgestrooid.

Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit verscheidene stukken betreffende een langere periode komt naar voren dat een aantal met naam genoemde personeelsleden contact met klager heeft gehad na het overlijden van zijn broer [...]. In geen enkel gesprek is gehoord of begrepen dat klager heeft
verzocht om afscheid van zijn broer te mogen nemen. Als een dergelijk verzoek wordt gedaan, kan incidenteel verlof voor het afscheid nemen voor of na de crematie worden aangevraagd, wat niet betekent dat dit verlof automatisch wordt toegestaan. Wel
heeft klager in gesprekken zijn ongenoegen geuit over de omstandigheid dat in het weekend dat zijn broer overleed niet aan zijn condoleanceverwachtingen werd voldaan.
Er is geen mail over het afscheid nemen terug te vinden.
Op 8 augustus 2007 heeft een gesprek tussen klager, zijn vrouw en [C] plaatsgevonden, waarin excuses zijn gemaakt voor het feit dat de inrichting niet aan klagers condoleanceverwachtingen heeft voldaan. Aan klager is daarbij duidelijk gemaakt dat zijn
wens om afscheid van zijn broer te nemen niet bekend was.
Klager had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beklag, nu dit ziet op de wijze van betrachten van de zorgplicht. De beklagcommissie en klager spreken over een inbreuk op een vaste gedragslijn, die geldt bij het overlijden van (naaste)
familieleden, waaraan klager rechten kan ontlenen. Een dergelijke vaste gedragslijn bestaat niet. In het verweerschrift alsook ter zitting van de beklagcommissie is slechts gerefereerd aan maatschappelijk betamelijke omgangsvormen bij overlijden.

3. De beoordeling
In artikel 56 en 57 Bvt worden de beklagwaardige beslissingen van het hoofd van de inrichting limitatief opgesomd. Daarbij gaat het om specifiek genoemde beslissingen van het hoofd van de inrichting en, ingevolge artikel 56, eerste lid onder e, Bvt,
enige andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht, dat de verpleegde op grond van een bij of krachtens deze wet geschreven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend
verdrag toekomt.

Noch in de Bvt noch in andere wet- en regelgeving is een recht op begeleiding bij rouwverwerking dan wel op verlofverlening voor het afscheid nemen van een overleden familielid dan wel een daarmee samenhangende zorgplicht opgenomen.

Klager had derhalve niet in zijn beklag ontvangen mogen worden.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klager begrijpelijkerwijs zeer geëmotioneerd is over het verlies van zijn familieleden in korte tijd. Blijkens de stukken is vanuit de inrichting wel aandacht besteed aan het overlijden van zijn broer
[...], maar klager is daarover niet tevreden. Klager heeft geen afscheid van zijn broer [...] kunnen nemen, zijn wens daartoe is in de stukken van de inrichting niet terug te vinden. Klager zou naar zijn mening rust kunnen krijgen als hij het
strooiveld
waarover de as van zijn moeder -de centrale persoon binnen het gezin- is uitgestrooid. De beroepscommissie geeft de inrichting in overweging deze ter zitting van de beroepscommissie uitgesproken wens van klager als een verzoek om verlof op humanitaire
gronden in behandeling te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 augustus 2008

secretaris voorzitter

Naar boven